Mensen die mijn manier van draaien niet zo trekken, hebben door de jaren heen meerdere trucs proberen te verzinnen om zich daartoe te kunnen verhouden. Afgezien van naar huis gaan of nog meer bier drinken, uitte zich dit vooral in het doen van verzoekjes.
“Heb je ook iets anders?”
“Wanneer ga je beginnen?”
“Heb je iets harders?”
“Heb je iets snellers?”
Met de ontwikkeling van muziek en het uitgaansleven veranderen ook de verzoekjes. De onrustige bezoeker op mijn avonden vraagt eigenlijk nog maar één ding: “Heb je ook techno?”. Een vriendelijk nee wordt zelden geaccepteerd, dus ontstaat er een vervolggesprek wat in negen van de tien gevallen hierop neerkomt:
“Heb je ook techno?”
“Nee, sorry.”
“Waarom niet man, dan gaat iedereen los.”
“Wat voor techno wil je horen dan?”
“Hoe bedoel je?”
“Nou, noem eens een producer of dj die je tof vindt?”
“Ja, uhhh, dat weet ik niet hoor, gewoon, techno!”
“Nee, sorry.”
Dit zegt veel over de steeds anoniemer wordende muziekbeleving. Maar ook over mijn smaak. Hoe rijk het techno-verleden ook is, na de hoogtijdagen van Underground Resistance ben ik toch een beetje afgehaakt. De gemiddelde techno-set deprimeert me en zelfs populaire lijstjes zoals die van 22tracks gaan aan me voorbij. De dwingende toon van het nachtelijk verzoek om techno helpt ook niet.
Als de afgelopen week nou iets bewezen heeft, is het dat extremisme gevoed wordt door extremisme van anderen. Tolerantie is het enige antwoord op fanatici. Daarom heb ik besloten naar Berlijn te gaan. Het walhalla van de techno in Europa. En dan meteen maar naar de heetste club van de afgelopen jaren, Berghain. Dat allemaal om techno weer de hand te kunnen schudden.
Club Berghain gaat in het weekend non stop door. Van zaterdag klokslag 23:59 tot zondagnacht. De rijen zijn berucht, om maar te zwijgen van het deurbeleid. Een en ander afwegende, lijkt mij zondagmiddag het ideale moment om voor de deur te staan. De drukte valt mee. De portier niet. Hij kijkt naar de gezonde wangen van mijn vriendin, vervolgens naar het enthousiaste hoofd van mij en vraagt:
“Was machst du hier?”
In mijn beste Duits antwoord ik:
“Ich will noch ein bisschen tanzen!”
Er volgt een kruisverhoor zonder eind. Busladingen vol halfnaakte en geschminkte mensen lopen ondertussen gewoon door. Nieuwsgierigheid is te groot en ik verlaag mijzelf door de dj-troef uit te spelen. Niet veel later staan we dan toch bij de garderobe waar de volgende fase in de cursus onvriendelijkheid die Berghain heet op ons wacht.
“Dein Telefoon!”
“Mein Telefoon?”
“Dein Telefoon!”
“Wollen sie meine Nummer?”
“Dein Telefoon!”
Nederig geven we onze telefoons. De daaropvolgende handelingen worden stilzwijgend afgewerkt. Het afplakken van de camera’s, het innemen van de jassen, de betaling. Niemand zegt meer iets. Als hersenloze slaven van de uitgaansindustrie begeven we ons richting eerste dansvloer. Het gebouw maakt gelukkig veel goed. Een beetje het energeticagebouw in Amsterdam, maar dan met nog meer nissen, schachten en loopbruggen. Het begint dan toch weer te kriebelen. Goeie muziek en de juiste mensen doen ieder deurbeleid vergeten. Bovendien heb ik zelf lange tijd in de Jimmy Woo gedraaid, ook niet bekend vanwege de sociale bedrijfsvoering. Niet zeuren dus en vol hernieuwde moed richting bar.
De jongen naast mij biedt me zijn vriendin, een halsband en wat poeder aan. Ik bedank vriendelijk en bestel twee cola. De sfeer heeft eigenlijk nog het meest weg van een retro-feest. Naar een jaren zeventig party ga je met een afropruik, hier speel je krakertje. Ik denk aan manke honden en kijk naar de gele Palladium schoenen van mijn vriendin. Ze vraagt of die strakke kraag van mijn thermoshirt niet enorm jeukt. Touché.
Snoeiharde beats doden iedere verbeelding en jagen ons naar de tweede dansvloer. Hier komen we binnen met de John Talabot remix van Pional. Prettig. Niet veel later komt ook Codex van Matthew Styles voorbij. Lekker! Dansen blijkt lastig, want het is veel te druk. Een zee van gele ogen staart strak naar de dj. Bij elke break gaan de vingertjes in de lucht. Als de beat terugkeert wordt er massaal gejoeld om vervolgens weer verder te staren. Staren is het nieuwe dansen. De uniformiteit van alles beangstigt me. Dat ligt vast ook aan mij en alle schoolpleinsentimenten van het er-niet-bij-horen. Confectie-outcasts hebben makkelijk lullen.
De avond valt en iedereen raakt meer en meer naar de klote. Ook in de Panorama-bar wordt de muziek harder en anoniemer. Vandaag hoor en zie ik vooral de worsteling van dance met haar eigen baard. Aan deze echo van techno mis ik niets. Er gaat geen verzoening plaatsvinden. Voorlopig niets snellers, anders, harders danwel techno in mijn sets. In gedachten voer ik alweer de volgende draaitafeldialoog:
“Heb je ook techno?”
“Nee, sorry.”
“Waarom niet man, dan gaat iedereen los.”
“Ik worstel liever met mijn eigen baard!”
De overeenkomst in de worsteling ontroert me ineens, maar mijn vriendinnetje heeft genoeg van alle gemijmer en staat met onze jassen, tassen, telefoons en camera’s klaar om te vertrekken. Het pleit is beslecht. Exit Berghain. Welkom Berlijn. We eindigen op één van de vele nieuwjaarsmarkten in het centrum. Marianne Rosenberg over de speakers. Braadworst op het vuur. Und Ich finde das gut.