Het is zaterdagavond, een uur of zeven. Anticipatie bereikt haar wekelijkse hoogtepunt. Over de hele wereld worden plannen gesmeed en jurkjes gestreken. Vervoering staat op het programma. Ik rij door Tilburg, op weg naar een boeking in poppodium 013. Eerder vandaag was ik in Utrecht (woonplaats), Nijmegen (voetbalclub) en Eindhoven (vergadering). Wat het meest opvalt tijdens deze tienertour op leeftijd zijn de verkiezingsposters van lokale partijen. Student & Starter Utrecht. Gewoon Nijmegen. Teleurgestelde Burgers Eindhoven. Lijst Smolders Tilburg. Het aangezicht van postmillennium populisme en peilingencultuur oogt even kleurrijk als onnozel. Gedachten gaan uit naar Adriaan van Dis die hoofdschuddend de slogan ‘Drop je stem!’ aanschouwt. Ook hij is onderweg naar 013.
Listen: there’s a hell of a good universe next door; let’s go.
– E. E. Cummings
Het parallelle universum voor vanavond heet Tilt. Eén van de vele literaire festivals die de laatste jaren in korte tijd razend populair zijn geworden. Ik mag het programma in de grote zaal van 013 omlijsten met passende plaatjes en daarna nog de afterparty verzorgen. De avond begint met een maaltijd. Als professioneel solist met een zwervend bestaan eet ik graag mee met de mensen. Voorzien van een brede glimlach sta ik dan ook vooraan bij de catering. De zwaar stotterende kok probeert de mevrouw voor mij een derde keer uit te leggen dat hij gasten zonder dinerbon geen maaltijd mag geven. Dat duurt ongeveer een kwartier. Uit medelijden en schaamteloos eigenbelang stuur ik de vrouw richting de receptie van 013, die niks met productie te maken heeft en ook zeker geen dinerbonnen zal verstrekken. Ik krijg een extra satéstokje.
Veel tijd om de hersenen te trainen is er niet, want de bedrijfsleider vertelt dat de zaal ieder moment open kan gaan. Aan de arbeid dus! Ik neem mijn bord mee en draai Street Hassle van Lou Reed. Elf en een halve minuut lang kauwen, dat moet genoeg zijn. De eerste bezoekers komen binnen. Met name het aantal tafeltjes en stoeltjes vooraan bij het podium is in korte tijd bezet. Er is mij zelden zo vaak een smakelijke maaltijd toegewenst. Als wederdienst wens ik iedereen elke keer maar weer op hun beurt een fijne avond. Er gaan hier geen gewonden vallen. Zoveel is duidelijk.
Als een boef in de nacht staat uitgerekend tijdens Monkey Man van Toots & The Maytalls ineens De Gelogeerde Aap naast me.
Aap: ‘Hej man, hoe is het?’
Ik: ‘Goed, wat brengt jou hier?’
Aap: ‘Ik moet nu optreden.’
Ik: ‘Wat ga je doen?’
Aap: ‘Iets vaags!’
De beste rapper van Tilburg en omstreken gaat in de weer met verklede mensen. Met het verscheuren van tijdschriften. Met blaasmachines. Vaag is het zeker, maar wanneer hij zijn krachtige stem door de zaal jaagt, is overgave een feit. Aap ‘brengt de poëtische poespas’ zou Extince zeggen. ‘Nothing but a zachte g thing!’ roepen Dr. Dré en ik.
De avond is los. Tom Lanoye betreedt het podium. Zijn jas nog aan. De Vlaamse schrijver komt rechtstreeks van het vliegveld en begint gelijk te vertellen. Man, wat kan hij vertellen. Hij vertelt zoals de zanger van Future Islands zingt, lyrisch met hier en daar een welgemeende grunt. Om de vijf minuten vraagt hij wanhopig hoe lang hij nog mag praten. Van ons de hele avond, maar er staat nog meer op het programma. Mars bijvoorbeeld.
Geniale zet van het festival om de schrijver van het luisterboek ‘De Man Die Naar Mars Wilde‘ uit te nodigen. Hij spreekt op het podium met één van de twee Nederlanders die door is naar de laatste selectierondes om uiteindelijk als onderdeel van het Mars One project op de rode planeet te kunnen gaan wonen. Een kleine kink in de kabel is het gegeven dat de schrijver, Joris van Casteren, zo lam als een tak is. Of het weerzin of zenuwen zijn, wordt niet helemaal duidelijk, maar al vanaf de openingsvraag blijkt dat hij niet van plan is er een gezellige avond van te maken:
‘Zo, jij wil dus naar Mars. De planeet die vernoemd is naar oorlog. Met twee manen die symbool staan voor fobie (Phobos) en paniek (Deimos). Waar het leven buiten de gesloten kolonie een directe dood betekent. Ehhhh, waarom ook weer?’
Het gesprek dat volgt kent een steeds vijandiger ogende interviewer en een onverstoord gedweeë ondervraagde. Als toeschouwer vind ik de openbare dronkenschap best vermakelijk, zeker in een tijd van potdicht geregisseerd amusement. Eén van de programmeurs van het festival denkt daar begrijpelijkerwijs toch anders over en roept nu al een minuut lang in mijn oor ‘start de muziek maar!’. Dit smeekt om een passende plaat en gelukkig bieden de Dead Fingers al vrij snel de gedroomde uitweg…
De zaal moet duidelijk even herstellen van het zojuist gebodene. Er is veel rumoer en beweging. Te meer omdat de headliner (vergeef me deze beroepsdeformatische taal) ieder moment het podium kan betreden. Een heerlijke sfeer voor een dj om helemaal in te gaan hangen. Opgetild door de setting draai ik enkel levensbepalende platen met verwijzingen naar literatuur. Ik draai Bob Dylan Lyrics van Hallo Venray. De orde in het publiek herstelt zich. Ik draai Ghostwriter van RJD2. Het zit inmiddels bomvol. Ik draai Cemetry Gates van The Smiths. Je kunt een speld horen vallen. Ik draai Drover van Bill Callahan. Is dat Adriaan van Dis? Komt ie nou naar me toe? Natuurlijk komt ie naar me toe, ik heb zelden zo goed gedraaid! Oh mijn god, hij zegt wat:
‘Mag ik jouw stoel lenen?’
Mijn stoel. Absoluut. Hier is mijn stoel! Niets kan het humeur kapot krijgen vandaag. Ilja Leonard Pfeijffer leest een gedicht voor. Een lang gedicht. Als het laatste woord wegsterft, is het eerste antwoord uit de zaal een luid ‘Bravo!’ van Adriaan van Dis. Het publiek lacht uitbundig en is meteen in de juiste stemming voor de volgende gast. De koning is dood, leve de koning. Adriaan van Dis wordt geïnterviewd door de presentatrice van de avond. Een meisje dat zich bewust opstelt als bakvis. Het werkt. Adriaan voelt zich duidelijk gevleid en praat losjes over psychoanalyse, schoonmaakmiddelen, de spoorwegen en ouder worden.
‘Je wordt steeds groter in hoofden en herinneringen en het heeft steeds minder met jezelf te maken’.
Het festival beleeft haar hoogtepunt. Adriaan verlaat onder luid gejoel en applaus het podium. Spinvis zingt tevergeefs ‘Kom Terug’. Een half uur lang vakkundige anekdotes afgewisseld met spontane mijmeringen is genoeg om een zaal in vervoering achter te laten. De avond beeft nog wat na met een prijsuitreiking zonder prijs en zonder uitreiking, maar met een optreden van Ellen ten Damme. Mooi moment voor uw dj om de zaal te verlaten en zich in de foyer te nestelen voor de afterparty.
http://youtu.be/xVDI2WMEgxY
De afterparty relativeert een hoop. Met name mijn werk. Al snel blijkt dat The War On Drugs, tUnE-yArDs en Schoolboy Q hier geen aansluiting zullen vinden. Het publiek is veelal de vijftig gepasseerd en veert pas op bij Curtis Mayfield. Precies het moment waarop een groenharige bardame op eigen initiatief besluit het volume omlaag te gooien. Gelukkig staat er een Pioneer 600 mengpaneel met aan de achterkant een minuscuul schroefje, waarmee je het volume nog een extra boost van 12 db kunt geven. Ik besluit op dat moment mezelf in de bruiloftsstand te zetten en op zoek te gaan naar de Harry de Winter in mij. Ik draai een alles behalve vooruitstrevende set. Het publiek danst als nooit te voren.
Reserve wordt op de vingers getikt en neemt al gauw plaats voor ontroering. Tijdens Happy staat een delegatie vrouwen met leesbril naar het album te staren om vervolgens driftig ‘Pharrell’ in te tikken op de telefoon. Mannen omarmen elkaar in spontane euforie wanneer The Magnifiscent Seven van The Clash door de speakers schalt. Nummers als Sir Duke, Alors On Danse en Mess Around worden ontvangen alsof ze voor het eerst te horen zijn. Het zweet druipt van het plafond in mijn cola. Wanneer tegen het eind Dansen Met Jou van De Speeldoos opstaat, komt er een man met grotere en grijzere bakkebaarden dan Crosby, Stills, Nash én Young bij elkaar hijgend naast me staan: ‘Dit is het lievelingsnummer van mijn kleindochter en nou sta ik er zelf op te dansen!’
Draaien heeft niks met glamour te maken. Ook niks met concepten, genres, stijl, imago, hits, nuggets, progressie of nostalgie. Het juiste nummer op het juiste moment, daar gaat het om. Tevreden plof ik in de auto. Langs de binnenwegen van mijn verbeelding zie ik grote posters hangen. Met daarop een hoofd. Mijn hoofd. En een slogan. Mijn slogan:
St. Paul, voor al uw lokale partijen.