Perfect Steely Dan
Tom Beek does Steely Dan. Steely Dan is de fameuze jazz-popgroep die werd opgericht Walter Becker en Donald Fagan. En Steely Dan is inderdaad ook een fameuze giga-dildo uit William S. Burrough’s boek Naked Lunch, waar de band weer naar is vernoemd. Tom Beek is o.a. jazz-saxofonist & componist & vader & twitteraar, en dat doet-ie allemaal heel goed. Net als het samenstellen van deze Perfect en het schrijven van een must-read track-by-track voorstelrondje.
Almost Gothic — Als je mp3’s toch grijs kon draaien. De hoofdpersoon is tot over zijn oren verliefd, kan niet anders: “I’m pretty sure that what she’s telling me is mostly lies / But I just stand there hypnotized.” De ‘harmon muted’ trompetsolo van Michael Leonhart is wonderschoon evenals de blazersarrangementen. Gewoon een on-ge-loof-lijk mooi liedje.
Any Major Dude Will Tell You — Klassieke popsong, eentje om in te lijsten. En natuurlijk het bewijs dat ‘dude’ al lang bestond voor The Big Lebowski. De tekst suggereert dat er iemand wordt getroost die het even niet meer ziet zitten. Met de legendarische regel: “You can try to run but you can’t hide from what’s inside of you.”
Barry Town — Ook zo lekker recht door zee. Geloof me: hoe makkelijker het liedje lijkt, hoe moeilijker het is om te maken. Bij Steely Dan zitter er bovendien altijd een paar vondsten in, die elk liedje volkomen uniek maken. De tekst, de muziek, het loopt hier allemaal als een trein. Is het een aanklacht tegen het gevoel ‘dat alles bij het oude blijft’ vanuit het perspectief van iemand die alle ‘moderne dingen’ maar raar vindt? Zeker is wel: hier zijn grote songschrijvers aan het werk. Tip voor de freaks: check op Spotify ook de demo van Barrytown.
Black Cow — Het allereerste Steely Dan-nummer dat ik ooit hoorde in 1987. Op mijn walkman. In de trein van Leiden naar Parijs, in de auto-reverse met The Nightfly. Iemand had een bandje voor me gemaakt. ‘Dit vind jij vast wel leuke muziek.’ Het sloeg in als een bom. Sinds die reis ken ik elke noot, elke stilte, elke voorslag van het album Aja. Dat je zelfs op de milliseconde nauwkeurig de pauzes tussen de nummers kent. Luister naar dat dikke, meebewegende bed van blazers. Een fabelachtige arrangement van saxofonist Tom Scott, die zelf ook een prachtige solo speelt. Hoor ik Black Cow, dan hoor ik het begin van een levenslange vriendschap.
Dirty Work — Het album Can’t buy a thrill ben ik pas de laatste jaren meer gaan waarderen. Wat dat betreft is Steely Dan net als wijn drinken. Je moet er een beetje in groeien. Dirty Work is prachtig introvert, wat Glenn Frey-achtig gezongen door David Palmer. Ook hier sublieme koortjes en blazers, het lijkt wel een handelsmerk. Mooi perspectief in de tekst: man stelt grenzen aan de grillen van zijn vrouw, maar klinkt ook wat machteloos. Saxsolo is van studiocrack Jerome Richardson die ik als 14-jarige nog eens live heb zien spelen!
Don’t take me alive — The Dan op zijn best. Standaard in mijn automuziek-top 5 aller tijden. Heeft wat je in een Tarantino-film soms vindt: rauwheid, spanning. Je kunt je lelijk snijden aan de messcherpe gitaarnoten van Larry Carlton en de tekst gaat ook niet bepaald over bloemetjes en nieuwe gordijnen. Dit rockt. Keihard meezingen dan maar — inclusief de gitaarsolo’s! Love it.
Everyone’s gone to the movies — Prachtig liedje. Iets met een man, een bioscoop en kinderen. Of zit er meer achter? Je weet het nooit met deze gasten. Wel mooi van songteksten, het is geen proza en geen poëzie. Iedereen maakt er zijn eigen verhaal van en soms is het alleen al de klank (van een tekst) die je in een bepaalde stemming brengt. Donald en Walter studeerden Engelse literatuur en zijn buitengewoon goed belezen. De teksten zitten vol met hoeken en gaten, met dubbele lagen en verwijzingen: een leuke puzzeltocht voor het hele gezin. En als we het niet meer snappen, zingen we gewoon lekker mee!
FM — Ooit een legendarisch hebbeding voor de SD-fans omdat het niet op één van de albums stond. Vlak na ‘Aja’ gemaakt als filmmuziek. Mooi bouwwerk met strijkers van Johnny Mandel en The Eagles in de koortjes! Lang leve het telefoonboekje van Irving Azoff. Ook qua sound valt het precies tussen Aja en het veel kouder en digitaler klinkende Gaucho. Ongeëvenaard ook hoe saxofonist Pete Christlieb, die ze even van Johnny Carson’s Tonight Show hebbeen geleend, hier over de akkoorden fietst. Zoals dat hoort bij Steely Dan: met brains en balls.
Gaucho — Meesterwerk in alle opzichten. Drummer Jeff Porcaro nam zijn taak zwaar op. Hoe briljant en georkestreerd zijn spel op deze track was, had hij zelf nog helemaal niet door, want na een hele nacht drummen liep hij boos weg uit de studio. De perfectionistische werkwijze van The Dan werd in de pers soms gekraakt. Ooit vroeg ik Michael Brecker ernaar in een workshop. Hij vertelde dat een SD-sessie nooit voelde als een klusje, maar dat Fagen en Becker juist hele leuke, inspirerende gasten zijn, die helemaal gaan voor de muziek en de giggle. Gaucho is een pareltje. Want wie de zinsnedes ‘In your spangled leather poncho’ en ‘Bodacious cowboys’ bedenkt is geniaal.
Glamour Profession — Als er toch één track ‘perfect’ te noemen is. Zo eentje die je draait als je verhuist. Waarbij je hele leven even voorbij vliegt. Omdat je het altijd draait als je verhuist. Wat een opeenstapeling van schitterende details. Allereerst diep respect voor de geniale geluidstechnicus Roger ‘The Immortal’ Nichols. De baspartij van Anthony Jackson, die nergens de één speelt. De twee tenorsaxofoons van Tom Scott en Mike Brecker die griezelig mooi samen spelen. De pianofills van Don Grolnick vol harmonisch vernuft. Ook een mooi voorbeeld van de combinatie piano en Fender Rhodes, die dus prima kan werken. Prachtige, bijna filmische verwijzingen in de tekst naar de mafia. ‘Jive McGell, he’s in from Bogota.’ Ik hou ervan!
Haitian Divorce — Hilarisch verhaal natuurlijk: een stel dat spontaan besluit te trouwen op Haiti. Meteen spijt. Erg mooi verteld, met de verschillende perspectieven in de tekst. Niet alles uitleggen, maar de sfeer uittekenen met een paar steekwoorden. De pijn is ook goed hoorbaar in de muziek. Het zit altijd zo goed in elkaar. De talk box-solo van Dean Parks (nabewerkt door Becker) is gruwelijk. En dit is een ‘signature’ drumpartij van Bernhard Purdie, die ooit zei. “I may not be the best, but I’m the Purdiest”.
Jack of Speed — Een song in de categorie ‘de hele vakantie alleen maar dit nummer gedraaid’. Hard swingen in medium tempo, het kan. De sound van de Wurlitzer, de gitaar (Walter Becker zelf), het koortje en de blazers zitten geweldig in elkaar. Opvallend is natuurlijk de bijna apothecaire sterielheid van die ‘dunne’ snaredrum. Toch komen ze ermee weg. Elliot Scheiner (die we ook kennen van Toto) mixte deze succesvolle SD-comeback en won daar zelfs een Grammy mee.
Rose Darling — Eén van de songs die ik elke keer nóg weer mooier vind dan daarvoor. Alles klopt. Het koortje (met Michael McDonald) in het refrein is niet alleen briljant maar ook gewaagd, met heel even die kleine secunde bovenin. Het siert The Dan. Niet bang en alles voor de song. Voelt als een kwartier maar toch in drie minuten gewassen en geschoren uit en thuis, hou ik van!
Slang of Ages — Ik moet bekennen dat ik het meest recente album weinig draai. Deze song vind ik gewoon erg goed omdat Walter Becker het zo leuk zingt. Zijn invloed wordt altijd wat onderbelicht, heb ik de indruk. Door Becker’s soloplaten ben ik dat wat beter gaan begrijpen. Voor iemand die relatief weinig lead zingt, klinkt het als een klok. En de humor druipt er vanaf. Van saxofonist Walt Weiskopf, die hier machtig soleert, heb ik zelf nog les gehad in New York. Zen-achtige man, beul van een vent, die me helemaal omver blies. Maar was gelukkig heel aardig. Hij speelt in een schitterende, Coltrane-achtige stijl. De hele sound van Everything Must Go is overigens extreem goed. Uiteindelijk gaat het om de liedjes.
The Fez — Het was januari 1994 en mijn energielevel schoot meteen door tot ver boven de tien want ik was voor het eerst in New York! Eén van de tripjes was langs Tower Records en ik ben daar helemaal losgegaan. Allemaal platen die ze in Nederland niet hadden. En veel goedkoper! The Royal Scam had ik nog niet. Op de hotelkamer werd ik meteen betoverd door de wereldse, hypnotische klanken van The Fez. En nog een keer. En nog een keer.
West of Hollywood — Ik zie het voor me, ergens in 2035. Met één van mijn bevriende Steely Dan-fans zit ik in een grote fauteuil, met een zware Bordeaux. We roken een pijp en houden nogmaals de tekst van ‘West of Hollywood’ tegen het licht. Het is nog steeds een mysterie. Piraten waren het hè, die Becker en Fagen, verzuchten we en schenken er nog eentje in. ‘West of Hollywood’ duurt dik acht minuten. Ik geniet in het bijzonder van de onmogelijke heksentoeren die Chris Potter uit zijn sax tovert. Het siert The Dan dat ze hem hebben uitgekozen. Hij weet er wel raad mee. Het uittro is natuurlijk ook hilarisch met zo’n napruttelend keyboardpartijtje. Speel nog maar even door, hoor je ze zeggen tegen de ritmesectie. Koningen!
Your Gold Teeth — Het intro had net zo goed van Hal Galper, Horace Silver of een andere jazzgroep kunnen zijn. De tijdgeest is goed te horen. De combinatie van hippie, jazz en rock. Goeie sfeer die op het eind nog even flink ontaardt. Ik zie het voor me, hoe fans en pers eindeloos de zin “Even Cathy Berberian knows there’s one roulade she can’t sing” probeerde te ontcijferen. Mensen aan de deur bij Cathy. Nee, die wist ook van niks. Wat zullen Becker en Fagen daar een lol om hebben gehad! Nog een grappig detail: dat éne losse nootje van de Fender Rhodes. Helden. — Tom Beek