Sonic Youth is een band met 3 gezichten, althans volgens Perfect-maker Rufus Ketting. Een pittige klus, een Perfect maken voor deze New Yorkse band die maar liefst 15 albums uitbracht! Poeh! Here you go, Rufus!

Enjoy!

Liner notes:

Voor mij bestaan er twee Sonic Youthen. Of eigenlijk drie. Je hebt de Sonic Youth van toen ik er net naar begon te luisteren. Voor mij begon het met Dirty. Uit het tijdperk ‘Sonic Youth 2’. Dirty heb ik denk ik zonder overdrijven 200 keer gedraaid in mijn tienerkamer in Capelle aan den IJssel. Ter vergelijking heb ik Dirty waarschijnlijk twee keer zo vaak gedraaid als Nevermind. Dirty is ook de plaat die ik nu het moeilijkst kan luisteren. Ik vind ’m inmiddels te glad, te gezocht, te wee en (vooral) incoherent. Er staan wel een heleboel heel fraaie dingen op. Het beste dat er op staat echter is de single. 100%:

Die clip (Spike Jonze/Tamra Davis) met Jason Lee erin klopte perfect bij de simpelheid van het nummer, de ingehouden woede en mijn eigen teen angst. Sonic Youth werd door dit ene nummer de ‘sole provider’ van de soundtrack van het erop volgende halve decennium van mijn leven.

Andere platen die volgens mij tot deze periode behoren zijn ‘Sister’, ‘Evol’, ‘Daydream Nation’, ‘Goo’ en ‘Experimental Jet Set, Thrash & No Star’. Dat was de Golden Era. Eigenlijk hoort Thurston Moore’s ‘Psychic Hearts’ er ook bij, maar regels zijn regels… ‘Washing Machine’ is een twijfelgeval. Omdat het voor mij de eerste Sonic Youth plaat was waarvan de hoes echt veel beter was dan de plaat zelf, omdat vanaf toen de fans begonnen te bestaan uit betweterige alto’s die na optredens moesten huilen omdat ze geen setlist mee naar huis konden nemen en omdat het grote Sonic Youth, het instituut met hun carefully directed live-show ineens kon worden weggeblazen door hun eigen voorprogramma (in mijn geval door Unwound, dat de core in hardcore wèl belichaamde, terwijl Sonic Youth eigenlijk alleen maar ‘hard’ was). Het leek op het eerste gezicht ook zo’n veilige plaat. Toch scheen er ook een lichtpuntje aan de horizon, SY begon op deze plaat ook met het schrijven van een of twee zoete, poppy liedjes-liedjes (à la ‘Superstar’) met een nieuw, bitterzoet geluid waarvan het hoogtepunt wat mij betreft ‘Unmade Bed’ is van het veel latere ‘Sonic Nurse’. Dit soort liedjes doen in de verte ook denken aan het melancholische ‘Shadow of a Doubt’ —een van de sterkste ‘ballads’ van de band, waarin het avontuurlijke leven van twee verliefde bigamisten (ironisch genoeg een stokpaardje van zowel Moore als Gordon) wordt beschreven— maar zijn tegelijkertijd veel gecomponeerder en rijker gearrangeerd. Niet voor niets is ‘Unmade Bed’ een nummer dat op een plaat staat van een band waar Jim O’Rourke op dat moment deel van is.

Goed, dat was Sonic Youth 2. Alles daarvoor (SY 1) was sterk door Glenn Branca, Karlheinz Stockhausen en de NY contemporary music & art scene aan de ene kant en straight up Hardcore aan de andere kant beïnvloede herrie. Met name harde, snelle, rare en distorted noise die niet had misstaan in een random oefenruimte in Wormerveer uit diezelfde periode. Wel fucking goeie energie natuurlijk. (Dat hoor je alleen aan die omschrijving al). Er staan een aantal pareltjes op deze compilatie. Met als hoogtepunt het van hun self titled debuut afkomstige ‘I dreamed I dream’ waarop Jim Sclavunos (Grinderman) zich laat gelden als beste drummer die ze ooit hebben gehad en een soort ESG’ige vibe aan de band toevoegt die we na zijn vertrek helaas nooit meer hebben teruggehoord. Heel jammer als je het mij vraagt.

Alles vanaf ‘Washing Machine’ is dus vanzelfsprekend Sonic Youth 3. Een periode waarin ze sommige van hun allermooiste nummers hebben gemaakt, maar die voor mijn gevoel in zijn algemeenheid omschreven kan worden als een inspiratieloze periode waarin vooral veel generieke ‘sonic youth muziek’ gemaakt is, met curieuziteiten als ‘goodbye 20th centurie’ en ‘slaapkamers met slagroom’ als dieptepunt en ultieme onderstreping van een rockband die de weg helemaal kwijt is en dan maar slecht uitgevoerde Steve Reich covers op gaat nemen. Slaat werkelijk NERGENS op. Toch gebeuren er ook een aantal goeie dingen, maar wat mij betreft niet zó goed dat ik het ook per se moet kopen. Daarnaast bestaan er op dat moment ook bands die VELE MALEN interessanter zijn dan onze favoriete noise kids op leeftijd. Hoezen, daar hebben we ze weer: het allerbeste aan deze periode is de hoes van de plaat ‘Simon Werner a disparu’, de soundtrack van een film die ik nog moet zien, maar ook een beetje huiverig voor ben. De soundtrack is cool, zeker niet zo goed als die van ‘Made in USA’ (Rhino, 1985 / helaas noch op Deezer, noch op Spotify ‘verkrijgbaar’), maar een stuk beter dan het tenenkrommende ‘I love jou Mary Jane’, een collab met Cypres Hill, waardoor het rap-blokje op deze Perfect beperkt is gebleven tot ‘Kool Thing’ (feat. Chuck D) dat, nu we het toch over films hebben, onlosmakelijk verbonden is met Hal Hartley’s ‘Simple Men’, op de voet gevolgd door ‘Making the Nature Scene’, een weird maar leuk experiment met een rappende Gordon.

Enjoy!

Appendix 1: Als laatste opmerking heb ik gekozen voor het illustere (en pas later uitgebrachte ‘Lee #2’ — stond destijds NIET op Goo) ipv mijn lievelings Ranaldo nummer ‘Mote’, maar daar het al gecoverd is door The Faint en iedereen het wel zo’n beetje van binnen en van buiten kent, een ander beregoeie kraker die in drie minuten duidelijk maakt waarom Lee toch met recht de George Harrison van de band genoemd kan worden.