De vrienden van Sizzer Amsterdam én Peter de Koning vonden het een goed idee om vandaag een Perfect Slayer te lanceren. Wij ook! Tomas Enerique Araya, de zanger dus, is namelijk Chileen. En als de energie van de man representatief is voor iedereen in Chili…wordt het toch nog interessant vanavond. We gaan natuurlijk door naar de volgende ronde, maar het kan zomaar met een flinke knauw in het zelfvertrouwen opleveren. Laat staan dat we met onze drumband, het Chileense stadiongezang kunnen overstemmen.

Enjoy!

Liner notes:

Handen omhoog als je een album van een metalband uit Chili in de kast hebt staan? Niemand? Kijk nog eens goed, want er staat vast wel iets van Slayer tussen. En die groep is, ook al komen ze uit Californië, voor een kwart Chileens. Kijk maar eens goed naar het gezicht van frontman Tom Araya en dan zie je onmiskenbaar de Zuid-Amerikaanse trekken.

Tomas Enrique Araya werd in 1961 geboren in Viña del Mar, een stad in het midden van Chili, en verhuisde als vijfjarige naar de VS. Sommige denken dat Araya’s vader vluchtte voor dictator Pinochet. Niets van waar volgens Tom: “Mijn vader kon meer geld verdienen in de VS. Eerst woonde hij alleen en werkte hij soms zestien uur op een dag om zijn familie over te kunnen laten komen”. Araya senior was actief binnen de kerk en later ook werkzaam als dominee. Een fraaie anekdote, eerlijk gevonden op internet, komt van Toms zus Jeanette: “Een dame uit de gemeente vroeg met betraande ogen aan mijn vader of hij langs kon komen. Ze maakte zich grote zorgen om haar zoon. Ze vermoedde dat haar jongen een Satanist was geworden. Toen mijn vader en die vrouw samen de kamer van de jongen in liepen viel de blik van mijn vader als eerste op een grote poster. Hij trok wit weg want daarop stond zijn eigen zoon”.

Tom Araya heeft in interviews gezegd dat hij, ondanks hun verschillen, goed contact heeft met zijn vader. Ook de Chilenen zijn trots op hun verloren zoon annex metalheld. In 2011 werd Tom Araya, tot zijn stomme verbazing, benoemd tot ereburger van zijn geboortestad.

– Peter De Koning