Robert Palmer zou niet opgevallen zijn in ‘The City’, het financiële hart van Londen; steevast strak in het pak of op zijn minst in een net overhemd met of zonder lamswollen spencer. Daar waar Robert Palmer van het begin tot het einde van zijn carrière vast zou houden aan zijn keurige outfit en dito kapsel, was hij muzikaal gezien minder stijlgebonden.

Geert Veneklaas zette een klapper van een Perfect Robert Palmer neer. Mét een dikke vette bijsluiter.

Enjoy!

Liner notes:

Hij zou niet opgevallen zijn in ‘The City’, het financiële hart van Londen; steevast strak in het pak of op zijn minst in een net overhemd met of zonder lamswollen spencer. Daar waar Robert Palmer van het begin tot het einde van zijn carrière vast zou houden aan zijn keurige outfit en dito kapsel, was hij muzikaal gezien minder stijlgebonden.

De jonge Robert, geboren in 1949, woont tot zijn 10e op Malta, waar zijn vader als militair gestationeerd is en groeit daar op met de radiozender van de Amerikaanse strijdkrachten. Hij hoort er jazz, blues en soul. Terug in Engeland, speelt hij op zijn 15e in zijn eerste bandje en maakt op zijn 21e kennis met zangeres Elkie Brooks, met wie hij ‘Vinegar Joe’ opricht. Hun albums worden goed ontvangen maar leiden niet tot commercieel succes, waarop de band in 1974 uiteenvalt en Palmer zijn carrière solo vervolgt. En dat is het moment waar deze Perfect Robert Palmer start.

Weinig artiesten met een kleurrijker repertoire dan Robert Palmer. Beweegt hij zich aan het begin van zijn solo-carriere nog in de Rhythm & Blues, niet veel later tovert hij authentieke reggae uit zijn hoed, om vervolgens via Afrika en het Caribisch gebied af te reizen naar synthpop en rock, eindigend in een minder uitgesproken popidioom.

Albumtrack Sailing Shoes is het openingsnummer van Palmer’s eerste solo-album ‘Sneakin’ Sally Through The Alley’ uit 1974, een album dat zwaar leunt op de sound van Little Feat, een band die vele stijlen tot een herkenbare folky en funky R&B-sound weet te mengen en daarmee succesvol is in de seventies. De band vormt op Palmer’s eerste albums een duidelijk hoorbare invloed. Niet verwonderlijk: Lowell George, frontman van Little Feat, schreef o.a. dit nummer en speelde op meerdere tracks mee, evenals funkband The Meters en grootheden als Steve Winwood en Simon Philips. Palmer, dan nog Brits ingezetene, neemt het album op in New Orleans, thuisbasis van The Meters.

Give Me An Inch, Riverboat en Here With You Tonight zijn afkomstig van ‘Pressure Drop’ uit 1975. Little Feat is ook op dit album nadrukkelijk aanwezig en reist ook live met Palmer mee. Een album waarop de sound van ‘Sailing shoes’ moeiteloos aansluit bij invloeden vanuit disco, reggae en Afrikaanse ritmes.

De albumhoes toont een stijlvolle Palmer met op de achtergrond een ontblote dame, waarvan we er de komende albumhoezen meer zullen zien, al dan niet suggestief.

Ook Spanish Moon, van het album ‘Some People Can Do What They Like’ uit 1976, is weer een compositie van Little Feat’s Lowell George. Little Feat vormt nu zelfs de band achter Palmer en het album laat een minder gepolijst en funkier geluid horen dan zijn voorganger. Wederom deelt Palmer de albumhoes met een mooie dame, ditmaal verwikkeld in een spelletje strippoker. Palmer heeft zijn chino en overhemd nog keurig aan.

‘Double Fun’ uit 1978 is een album dat ‘zomer’ in hoofdletters ademt. Beelden van Love Boat doemen op. Geen daadwerkelijk zichtbare dames op de albumhoes ditmaal, maar een lachende Palmer aan de rand van een zwembad, kijkend naar een tweetal achtergelaten bikini’s (‘double fun’). Achter deze knipoog gaat één van Palmer’s beste albums schuil; catchy, diepgaand en met prachtige tracks als Every Kinda People, Best Of Both Worlds, You Overwhelm Me en Night People.

En dan is daar nog geen jaar na het broeierige Double Fun het album ‘Secrets’, dat onverwacht opent met onvervalste rocker Bad Case of Loving You (Doctor, Doctor), nagenoeg een remake van de oorspronkelijke versie van Moon Martin.

Ook covert Palmer de wonderschone ballad Can We Still Be Friends van Todd Rundgren.

Een divers album, waarop het luchtige What’s It Take Caribische en Afrikaanse invloeden mengt met een rockig gitaarsoundje in het refrein.

Op ‘Clues’ uit 1980 blijft Palmer vernieuwen. Ditmaal richting New Wave en synthpop. Met medewerking van stijliconen als Gary Numan en Talking Heads. Oppervlakkig beluisterd een radicale stijlswitch, maar het hese orgeltje in Looking For Clues speelt toch stiekem het uit Afrika afstammende clave-ritme dat ook in Midden- en Latijns-Amerika veel gebruikt wordt. Het up-tempo Johnny And Mary doet licht aan door de staccato basssequencer en de rechttoe-rechtaan drums, maar laat -onder andere geïllustreerd door mooie, neergaande melodische lijnen- een donkerder kant van Palmer horen. Hoe je de tekst ook uitlegt, vrolijk is anders.

De bass-sequencer van Johnny and Mary komt -in een funkier variant- terug in You Are In My System van het album ‘Pride’ (1983). Een verder weinig memorabel album, waarop het ontbreekt aan echt sterke songs en productionele kwaliteit.

En dan is daar opeens Palmer als frontman van een nieuwe band en gelijknamig album: The Power Station (1985). Een samenwerking tussen Palmer, de Duran Duran-broertjes Taylor en Chic-drummer Thompson, onder productionele leiding van Chic-bassist Bernard Edwards. Hoewel de ‘gated’ drumsound al lichtjes op ‘Pride’ te horen was, is het hier bijna een gimmick geworden. Some Like It Hot is de succesvolste single van het album, maar ondanks de destijds in het oor springende sound en fijne blazers niet Palmer’s sterkste werk; de productie klinkt wat gehaast en slordig en Palmer is vocaal niet op zijn allerbest.

In hetzelfde jaar levert Palmer onder eigen naam -maar bijgestaan door een groot deel van zijn Powerstationbuddy’s- met ‘Riptide’ een veelzijdiger album af. Soms poppy, soms een rocker, hier en daar weer een Caribish element, maar ook is de charmante gentleman terug. En niet te vergeten de liefhebber van vrouwen, die ditmaal geen rol spelen op de albumhoes, maar des te meer in de video van Addicted To Love, waaraan de Blurred Lines video uit 2013 van Robin Thicke (die in meerdere opzichten aan Palmer doet denken) ongetwijfeld schatplichtig is.

Op ‘Heavy Nova’ (een samentrekking van heavy metal en bossa nova) trekt Palmer de lijn van ‘Riptide’ door. Een divers album uit 1988, zonder veel echte hoogtepunten naast het ijzersterke Simply Irresistable, waarvan de video naadloos aansluit bij die van Addicted To Love en zelfs de Pepsi-generatie mag aanspreken in een commercial.

Mercy Mercy Me van het album Don’t Explain (1990) doet sterk denken aan en hunkeren naar de tijden van Double Fun. Love Boat is terug! Het arrangement en de uitvoering zijn beduidend minder ‘classy’, maar charmeur Palmer is vocaal goed in vorm. Op hetzelfde album luidt echter het succesvolle maar kitscherige I’ll Be Your Baby Tonight, een Dylan-cover in een uitvoering met nota bene UB40, het begin van het einde in.

In Palmer’s laatste decennium ontbreekt het met de albums Ridin’ High (1992), Rhythm & Blues (1999) en Drive (2003) aan pareltjes en lijkt de bezieling verdwenen. Terwijl de man zich aan het begin van deze fase zich nog één keer veelbelovend van zijn beste kant laat zien door zich op de albumhoes van ‘Honey’ (1994) net als in de beginjaren weer te laten portretteren met een vrouw aan zijn zijde, zijn wang kussend, met een guitige blik in zijn ogen die zegt: ‘ik ben het nog niet verleerd’. Maar hoewel Palmer op Know By Now laat horen vocaal inderdaad nog steeds zijn mannetje te staan, weet hij met zijn talent niet meer te verleiden, binnen een productioneel kleurloze setting.

Robert Palmer overlijdt in 2003 aan een hartstilstand, zijn kinderen, vriendin en ouders achterlatend.