Ramazzotti, Jovanotti, Umbertotozzi, giannananininog an toe! Als het om Italiaanse popmuziek gaat, lijkt het of je daar pas mag zingen nadat ze je stembanden hebben geraspt als was het parmeggiano, en je een obees gevoel voor drama hebt.
Wie de toplaag wegkrabt, komt toch wel degelijk progressieve, bijzondere muziek tegen. Van verleden-tijdkanonnen als Lucio Battisti (luister naar meesterwerken als Il nostro caro angelo, helaas niet op Spotify) en Adriano Celentano tot recentere namen als Baustelle, Afterhours en Thegiornalisti. En wees gerust, Ramazzotti en consorten hebben vele, vele navolgers gekregen.
In mijn wekelijkse Perfect Pop Differente playlist (hier te vinden) duiken sinds een paar jaar steeds meer nieuwe Italianen op. Ragazze & ragazzi die zich bewegen in de driehoek rap, folk en elektronica. Met duidelijke referenties naar het raspdrama van de Zucchero’s, met knipoogjes naar Italodisco.
Het is vooral luie muziek. In sjoktempo, met soms haast verveelde zang (Gazzelle, Dutch Nazari), soms op het zuchtmeisjerige af (Santa Manu), en ook de autotune is doorgedrongen tot de Laars. Ainé, Giorgio Poi en Cosmo zijn wat mij betreft de meest interessante namen. Mannen die allerlei invloeden in hun (tekstueel vaak zeer uitgebreide) liedjes verwerken, een eigen, herkenbaar geluid hebben en een heel album spannend kunnen houden. Alessio Bondì doet dat ook, al is deze Siciliaan wat meer naar buiten gericht, muzikaal gezien, dan de anderen. Wat hem er een beetje buiten doet vallen, maar zo breed is het dus wel.
Bondì stond afgelopen ESNS in Groningen, wat weinig heeft losgemaakt (of ik heb het gemist). Of Ainé of Poi ook bij niet-Italiaans sprekenden wat gaan losmaken, ik kan ’t alleen maar hopen.
Hoe dan ook: E pericoloso sporgersi. Sowieso.