Rond 1970 heerste in Laurel Canyon, een buurt gelegen in de heuvels van Hollywood, de Mellow Maffia. Het zijn de Westcoast singer/songwriters. Ze lijken in 2015 net zo actueel als in 1973. Leo Blokhuis, take it away!
De zachte singer/songwriter en de melodische folkrock van Laurel Canyon is in 2015 weer helemaal terug. Het geluid van rond 1970 wordt door steeds meer artiesten herontdekt en de zonnige confessional songwriters doen het goed. John Grant, Matthew E White, Natalie Prass, Tobias Jesso Jr., Ryley Walker, het zijn maar zo wat namen van artiesten die naadloos in de Laurel Canyon-traditie passen. Het was voor het blad Vanity Fair aanleiding stevig uit te pakken met de hoofdrolspelers van toen. Denk aan James Taylor, Jackson Browne, The Eagles en Crosby, Stills, Nash & Young. Dan heb je muzikale lijn wel te pakken. Laurel Canyon zelf is het mooie, rustige heuvelgebied ten noorden van Hollywood en Beverly Hills. De muzikanten daarvandaan werden indertijd ook wel de ‘Mellow Maffia’ genoemd.
“Jij hebt ongetwijfeld de Perfect Laurel Canyon in je laptop zitten”, suggereert Perfects-baas Aalberts. “Jawel”, kan ik hem naar waarheid antwoorden. “Hij ligt trouwens ook in de winkel. Hij heet ‘The Sound Of The Westcoast’.” Het zijn vier cd’s en een boek erbij waarin de tracks uitvoerig toegelicht worden. Ik hoef daar geen reclame meer voor te maken, dat ding heeft het prachtig gedaan.
The Sound Of The Westcoast staat niet op Spotify en ik kan ‘m ook niet vanuit Spotify bij elkaar harken. Toen ik ‘m vier en een half jaar geleden maakte, was ik heel blij ongeveer tien tracks te kunnen opnemen die nooit eerder op cd waren verschenen en ook een aardige rij liedjes van artiesten waarvan de albums alleen via Japan en andere duistere releases in zeer beperkte oplagen zijn uitgebracht.
Aan de andere kant miste ik ook aardig wat sleutelspelers: The Eagles uit hun gloriedagen, Joni Mitchell, Fleetwood Mac, Neil Young solo, allemaal onbespreekbaar. Dat was jammer, maar Neil Young in zijn band Buffalo Springfield, het duoalbum Buckingham-Nicks en verschillende obscure voorlopers van The Eagles konden op de box wel. Denk dan aan Shiloh (met Don Henley), Longbranch Penniwhistle (het duo Glen Frey en JD Souther) en The Poor (met Randy Meisner) had ik wel.
Laurel Canyon is het ultieme hippiedom. Relaties werden net zo snel verbroken als aangeknoopt, de euforische liefde werd net zo vaak bezongen als het gebroken hart en de goede verstaander kan een en dezelfde relatiebreuk van twee kanten bezongen horen worden. Zoals Joni Mitchell die haar breuk met Graham Nash op het album Blue betreurt, zoals Nash datzelfde drama op zijn eerste soloalbum bezingt (in ‘Simple Man’ bijvoorbeeld). Nadat hij trouwens eerst zijn met diezelfde Mitchell gevonden geluk bezong in ‘Our House’ van Crosby Stills, Nash & Young.
Dé club waar de hoofdrolspelers uit de Laurel Canyon-scene elkaar ontmoetten en naar elkaars muziek konden luisteren is de Troubadour aan Santa Monica Boulevard (de club bestaat nog steeds). Het was de club waar de leden van de Eagles en JD Souther elkaar tegenkwamen, waar je Linda Ronstadt ontmoette, waar trouwens ook Elton John zijn Amerikaanse doorbraak beleefde met de geweldige David Ackles in zijn voorprogramma.
Als de jaren zeventig vorderen, krijgen drugs een grotere greep op de Mellow Maffia. De charme van de bij elkaar op kamers wonende, experimenterende muzikanten die de wereld veroveren met hun gitaar of piano, maakt plaats voor de arrogantie van drugs snuivende rockmiljonairs die met hun privé Lear Jets elkaars megaoptredens waar dan ook ter wereld bezoeken. Alweer The Eagles zijn het beste voorbeeld van de op geld beluste ontspoorde Westcoast Muziekmachine. Na het monstersucces van Hotel California spreken de verschillende groepsleden elkaar alleen nog via hun Personal Assistents. Toch persen ze er nog één juweel uit, dat de verziekte sfeer prachtig treft: ‘The Sad Café’. Dat is de Troubadour. Het idealisme is weg. “We thought we could change the world, with words like “Love” and “Freedom”. We were part of the lonely crowd, inside the sad café. (…)
Some of their dreams came true, some just passed away. And some of them stayed behind, inside the sad café…”