De koude oorlog. Wat een era! Zelfs in ons kikkerlandje waren de gevolgen voelbaar. Het machtsvertoon, de staatsgeheimen, het ijzeren gordijn, de opkomst van de achterkamer, de (contra-)contraspionage, de plotselinge noodzaak voor kernenergie, de oprichting van de Navo, het wij-zij-gevoel, de burgerlijke ongehoorzaamheid… Van de directiekamer van de Koninklijke/Shell Groep tot aan de posters in de wachtkamer van de tandarts, overal was het een onderwerp. Vooral wanneer dat onderwerp merkbaar werd vermeden. Het oostblok… tja, dat was een andere wereld. Een ‘tweede’ wereld. Wij hadden onze eigen problemen.

Het sluimerende karakter van de koude oorlog zorgde ervoor dat we niet zozeer klem zaten in een greep, maar er wel continu mee bezig waren. Getergd door een niet direct aanwijsbaar gevaar. En de psycho-sociologische gevolgen kwamen als paranoïde pop-poëzie terecht in onze hitparades. Liedjes over verzet en oproer, liedjes over complottheorieën en crises, liedjes over zinloosheid en weerloosheid. Het poplandschap zag er zo’n beetje uit als het diametraal omgekeerde van je tante’s Pinterest board ‘gewoon gezellig’ van 25 jaar later.

Maar hoezeer die koude oorlog ook onderdeel van het normale leven was, zelden werd het echt expliciet. Want we leefden dan misschien in een onzekere wereld, we ‘hadden het toch ook hartstikke goed?’. Sterker nog, er leek ook een bewust-onbewuste coping-route te bestaan. Een struisvogel-lifestyle waarin nietszeggendheid ook ‘op volle toeren’ draaide. Waarin Vader Abraham iets deed met de Marsipulami, Tonny Eyk je een ‘zeuven’ gaf voor blokfluiten en BZN een lekker deuntje zong over vakantieliefde. En als je jezelf niet per se kritisch uit wilde laten over de internationale wapenwedloop, maar ook je kop niet in je reet had zitten, kon je jezelf altijd nog verliezen in het escapisme van coke en disco.

Deze playlist is de soundtrack van dit tijdsgewricht, zoals ie opgetekend had kunnen worden door een 12 jaar oud kereltje uit Capelle aan den IJssel. Waar gevoetbald werd op speciaal daarvoor aangelegde veldjes en je rubberboot mee ging als je ’s zomers de sloot in sprong. Waar je moeder ‘sssst… in de bus mag je niet praten’ in je oor fluisterde. Waar op zondag niemand de straat op ging tijdens ‘Koot&Bie’ en waar de suburban buren, die je gewoon ome Piet of tante Hennie noemde, op straat de barbecue voor elkaar volgooiden met shaslicks.

Maar waar, op een onbestemd industrieterreintje tussen al die vrolijke niksaandehand-straten in, een gebouw stond met een Amerikaanse vlag erop. Met niet één, maar twee hekken eromheen. Met een ingang waar je een pasje voor nodig had. En waarover druk gespeculeerd werd wat er nu precies gebeurde.

  • Rufus Ketting