
Officieel heet deze Perfect ‘Perfect Greg Dulli (The Afghan Whigs, Twilight Singers & Gutter Twins)’. Een hele mond vol inderdaad. Opgebouwd als het ideale concert van al deze bands bij elkaar, scharnierend op het middelpunt (Greg Dulli himself) én met een fantastische bijsluiter. By Helmut Boeijen. Hoor, lees en ontdek.
Enjoy!
Perfect Greg Dulli op Apple Music, HERE.
Voor mij is Greg Dulli de ultieme ‘man you love to hate’. Of, in bepaalde gezelschappen: ‘the man you hate to love’.
In mijn vriendenkring zijn er mensen die me meewarig aankijken als ik weer eens over zijn band The Afghan Whigs begin, een muzikale liefde die inmiddels bijna 25 jaar omspant en de tand des tijds, in tegenstelling tot heel veel generatiegenoten, wél heeft doorstaan. Niet om aan te horen, dat armzalige gekerm van die Dulli, vinden zij, en zijn pathetische songs deugen ook al voor geen meter.
Gelukkig zijn er anderen, doorgewinterde alternativo´s met een zwaarmoedige inslag, die net als ik licht in het hoofd worden van ’s mans zwartgeblakerde gitaarsoul en dwepen met het welhaast metershoge personage daarachter. Sir Baby, heb ik hem ooit in een melodramatische bui genoemd. Dat leg ik zo meteen verder uit.
Ik zal het maar eerlijk toegeven. De Whigs-fanaat Boeijen was ‘awfully late to the party’. Lowlands ’94 om precies te zijn. Oasis, Jeff Buckley, The Offspring en Underworld speelden er dat jaar ook. Die namen kon ik me onlangs met de beste wil van de wereld niet meer voor de geest halen.
Het optreden van The Afghan Whigs kan ik daarentegen in een oogwenk oproepen. Dat heeft zich ergens in mijn ziel geëtst, zoals die allereerste liefde doet, de geboorte van je kinderen of het overlijden van je ouders. Ik weet het: grote woorden. Maar we hebben ’t hier wel over The Afghan Whigs (en die weten zelf overigens ook wel raad met Grote Woorden & Gebaren).
De rockgroep uit Cincinnati was in ’94 al een paar jaar en albums onderweg en leek met de doorbraakplaat Gentlemen en een sterke performance op Pinkpop, die ik zelfs niet eens op televisie had gezien, onderweg naar de wereldtop. De zoveelste alternatieve band die ’t, in de slipstream van voormalig labelgenoot Nirvana, he-le-maal zou gaan maken, maar natuurlijk niet deed (en dat is misschien ook wel één van de reden dat ik nog steeds zo intens van de groep houd).
In de Alpha-tent op het Lowlands-festival, waar tijdens het optreden van Morphine een lekker lome sfeer was ontstaan, werd ik compleet gevloerd door The Afghan Whigs. Door Greg Dulli zelf, die als een egocentrische exorcist (tevergeefs) zijn eigen duivels probeerde uit te drijven, en door de gitaargolven, die hij samen met zijn kompaan Rick McCollum dwars door me heen vuurde. Vlijmscherp en toch gevoelig. Intussen zocht de band ook qua volume steeds de pijngrens op. Zoals ik het graag heb.
Ik was stante pede verkocht en zou de band gedurende de rest van zijn bestaan als een discipel blijven volgen. Gaandeweg ging ik me daarbij vermommen als popjournalist, die zijn ‘idool’ vijf jaar later zelfs mocht interviewen. Op de dag van het concert in Paradiso, in april 1999, liet Greg me echter zitten. Hij kon het blijkbaar niet opbrengen om in de uren voor een show (en dat werd ‘t ’s avonds; een onvervalste soulrevue) tegenover een interviewer plaats te nemen en ook daar nog eens zijn ziel bloot te leggen.
Misschien was het ook wel goed zo, probeerde ik mezelf wijs te maken. Om me heen had ik diverse helden van collega’s met donderend geraas van hun voetstuk horen vallen. Ed Kowalczyk van Live? Een gladde (verkoop)praatjesmaker. Skunk Anansies flamboyante frontvrouwe Skin? Een slim gestylede brulboei met verdacht weinig inhoud. En zo waren er nog wel meer spreekwoordelijke pakketjes schroot met een dun laagje chroom.
Nee, dan Greg Dulli. Gewoon de klootzak die je mocht verwachten. The man you love to hate, juist. Alles wat ik zelf niet was, ben of wil zijn (maar wat ik stiekem wel een beetje bewonder).
In een boek dat hij schreef over de totstandkoming van het Afghan Whigs-album Gentlemen omschrijft Bob Gendron hem zo: ‘Dulli is a man’s man – the type who assists a male fan by doing awkward prom-dance asking for him, and the very next moment steals away an undeserving dude’s girlfriend, all the while taunting her date. “Does he love you? Because if he doesn’t, then meet me backstage.”’
Twee dagen later stond die on-ge-lo-fe-lij-ke lul toch voor mijn neus. Waarvan later, in deze veel te ruim uitgevallen liner notes, meer. En weer bijna twintig jaar later heeft hij, via de ouderwetse sterke Afghan Whigs-langspeler In Spades, gewoon weer zijn rechtmatige plek op mijn voetstuk ingenomen.
Hoe kan ik hem beter eren dan met mijn ideale dwarsdoorsnede van zijn eigen oeuvre? Daarbij heb ik noodgedwongen bruut gehakt en moesten er dus prachtige spaanders vallen. Alle nummers van de langspelers Gentlemen en Black Love die zijn gesneuveld hebben me sindsdien een fiks schuldgevoel proberen aan te praten, maar dat is in dit geval, bij de heer G. Dulli, eigenlijk ook wel toepasselijk. Schuld, bedoel ik. Net als pijn, spijt en boete – zoals het een goede katholieke jongen betaamt – essentiële onderdelen van zijn leven en werk.
Dus hier istie dan: mijn eigenste Perfect Greg Dulli-playlist, opgebouwd als een ideaal Afghan Whigs/Greg Dulli/Gutter Twins/Twilight Singers-concert. Schakel de shuffle-functie dus even uit en laat je overweldigen…
1. Crime Scene Part One
Treinwielen zoemen, rails piepen. Het unheimische geluid van een somber rangeerterrein, waar verlaten treinen hun eindstation lijken te vinden. Intussen zwelt een donkere gitaar aan, waarna de zanger zelf op onheilspellende toon deze playlist opent: ‘Tonight, tonight, I say goodbye. To everyone who loves me.’
Welkom in de wereld van de inktzwarte ziel Greg Dulli, die luttele minuten later al helemaal tot het gaatje gaat. ‘Do you think I’m beautiful?’ klinkt ’t geëxalteerd, terwijl de gitaren sneren en janken. ‘Or do you think I’m evil?’
Crime Scene Part One, geschreven na een zelfdoding in Dulli’s directe omgeving, is tevens de opener van Black Love (1996), een plaat die toentertijd door Sietse Meijer van OOR, onder de noemer Het Grote Gebaar, werd omschreven als ‘een glorieuze mislukking’. Mooier had ik het zelf niet kunnen definiëren. Het is tevens een treffende metafoor voor Greg Dulli’s complete carrière.
2. Debonair
Als The Afghan Whigs ooit zoiets als een hit hadden, dan is het Debonair. Een bezwerende radiosingle die het nooit daadwerkelijk tot de hitlijsten heeft geschopt. Zoals ook het bijbehorende album Gentlemen (1993), dat tegenwoordig wordt beschouwd als één van de sleutelplaten van de jaren negentig, nooit echt goed verkocht.
Het dwarsfunky Debonair, gezegend met een zielstriemende gitaarrriff en talloze memorabele slogans (in plaats van een klassiek refrein), is niettemin een uitstekend visitekaartje. Toegankelijker en catchiër worden The Whigs niet. Zonder dat het ten koste gaat van hun zeggingskracht.
Maar ja, hoe zet je zo’n band in de markt? Onder de noemer ‘grunge-soul’. Werkelijk? Hun platenmaatschappij Elektra wist er geen raad mee, zo betoogt Bob Gendron in het boekje dat hij schreef in het kader van de serie 33 1/3 over de totstandkoming van klassieke albums. Zeker omdat die Dulli maar niet netjes wilde meewerken bij het aan de man brengen van de ironisch getitelde langspeler Gentlemen.
3. Be Sweet
‘Ladies, let me tell you about myself’, begint diezelfde Greg Dulli aan een schril zelfportret in Be Sweet. ‘I got a dick for a brain. And my brain is gonna sell my ass to you.’
Hij haalt zichzelf op Gentlemen, waarop hij een zojuist gestrande relatie probeert te verwerken, regelmatig door de mangel. ‘She wants love’, constateert hij even verderop, overmand door zelfwalging: ‘And I still want to fuck.’ Die ex-vriendin, ene Kris, schijnt hem bij hun definitieve afscheid slechts twee woorden te hebben toegevoegd: ‘Be sweet’.
Dat is niet gelukt, durf ik hier als would be Dulli-exegeet wel te concluderen. Natuurlijk niet. Tijdens de opnames zat Dulli volgens eigen zeggen in een klinische depressie. ‘Er zit een zeker nihilisme in al dat werk’, stelde hij tegenover Gendron.
In zijn familie was Greg bepaald niet de eerste met psychische problemen. In therapie ging je echter niet. Dan was je een zwakkeling. Zelfmedicatie bleek dus onvermijdelijk om de gekte te bezweren.
4. Retarded
Over gekte gesproken: Retarded. Probeerde hij met die songtitel de draak te steken met mensen met een ontwikkelingsachterstand? Greg Dulli ontkent het ten stelligste in de interviews die hij sinds de release van het bijbehorende tweede Whigs-album Up In It (1990) heeft gegeven.
Met enige goede wil zou je deze vroegste Afghan Whigs-evergreen onder de noemer grunge kunnen scharen. Ferme gitaarriff, stevig tempo en lekker boos-op-de-wereld schreeuwrefrein (‘who you call retarded now?’).
In hun beginjaren bivakkeerden The Whigs op Subpop, het platenlabel uit Seattle dat toen ook Nirvana onder zijn hoede had. Met hun referentiekader, uiteenlopend van James Brown en Lynyrd Skynyrd tot Hüsker Du en Prince, konden ze echter nauwelijks profiteren van de wereldwijde grunge-hype.
De band was tegelijkertijd hoorbaar op zoek naar zijn eigen vorm. Dat ging met horten en stoten. Meerdere keren dreigde de groep uit elkaar te spatten, een keer halverwege een show in Amsterdam. Intussen werd de jonge hondenenergie, die van Retarded nog altijd een onweerstaanbaar nummer maakt, ingewisseld voor een volwassener tone of voice. Om het beeldend te maken: een kekke coiffure en strak gesneden maatpak in plaats van wapperende manen en flanellen blouses.
5. Miles Iz Dead
‘Don’t forget the alcohol. Ooh, baby. Ooh, baby.’ Als The Afghan Whigs ooit een catchy refrein schreven, dan was het voor dit nummer, dat Dulli er in de spreekwoordelijke vloek en zucht uit perste nadat hij hoorde dat jazzlegende Miles Davis was overleden en een muurschildering met de tekst ‘Miles iz dead’ zag.
Toen was de symbolische hoes van het bijbehorende album Congregation (1992), een naakte zwarte vrouw met op schoot een huilende blanke baby (Dulli zelf?), alleen al helemaal gereed. Miles Iz Dead moest het dus doen met een status als hidden track, maar deed naderhand desondanks jarenlang dienst als afsluiter bij Afghan Whigs-concerten. Totdat er zich een nóg veel geëigender gegadigde aandiende, die elders in deze playlist (drie keer raden op welke plek) is te vinden.
6. Cigarettes
Tijdens optredens van The Afghan Whigs ontwikkelde Greg Dulli zich intussen steeds nadrukkelijker, ongetwijfeld ook onder invloed van stimulerende middelen (‘Ooh, baby. Ooh, baby’), tot een even vermakelijk als onuitstaanbaar podiumpersonage. Met een zelfverzekerde tronie en smalende glimlach. Ostentatief rokend bovendien. De ene Camel-sigaret was nog niet uitgeblazen of de volgende werd alweer aangevuurd.
‘The cigarettes are gonna kill me, I know’, constateert hij in dit vurige, met een besmettelijk wooo-koortje opgesmukte Cigarettes van zijn enige soloalbum Amber Headlights. Hij schakelt daarna direct door: ‘Does anybody have a light?’
Ik herinner me een voorval met een van die vele sigaretten, tijdens een Afghan Whigs-concert in Paradiso. Blijkbaar ergerde Dulli zich aan een verveelde jongen, voor in het publiek. Het optreden was slechts enkele nummers onderweg toen Greg, zogenaamd behulpzaam, een stoel voor hem ging halen. Daar bleef het (natuurlijk) niet bij. ‘Tijdens de spontane tweede toegift neemt hij een schone deerne uit het publiek op schoot’, schreef ik destijds in een concertrecensie voor OOR. ‘En zingt haar vervolgens het schaamrood op de kaken, tussendoor haar vriendje plagend.’
Na afloop van het o zo gevoelige lied, zo staat me nog helder voor de geest, bood Dulli haar net iets te klef een sigaret aan. Intussen keek hij met een half oog naar haar vriendje in de zaal. ‘Or would you rather smoke afterwards?’
7. Fountain And Fairfax
Greg Dulli mocht dan flirten met vrouwen, alcohol en sigaretten. Cocaïne zou zijn grootste gevecht worden. ‘Angel, I’m sober now’, probeert hij ogenschijnlijk zijn relatie met Kris nog te lijmen in het overdonderende Fountain And Fairfax, terwijl zijn gitaar intussen een vervaarlijk swingend gevecht aangaat met het slidegevaarte van McCollum. Greg wil haar overtuigen: ‘I got off that stuff. Just like you asked me to.’
Al snel volgen bittere verwijten. Aan het adres van Kris, die een ander vond terwijl hij op tournee was. ‘She said: “Baby forever. But I don’t like to be alone. So don’t stay away too long.”’ Intussen hield hij er zelf trouwens ook tourliefjes op na, maar dat kwartje viel pas véél later.
Door de relatiebreuk was Greg Dulli tijdens de opnames van Gentlemen in een uiterst zwartgallige gemoedstoestand beland. Volgens het boek van Gendron werd Fountain And Fairfax, dat Dulli’s favoriete nummer zou worden, opgenomen op zijn 28e verjaardag, toen hij ziek van liefdesverdriet, stijf van de coke en met een stripper aan zijn zijde in één enkele koortsachtige nacht ruim de helft inbrulde van het album, dat mij nog altijd raakt op plekken waarvan ik van tevoren niet wist dat ik ze had.
Luister maar eens hoe hij Kris briesend ‘Angel, together. I’ll be waiting for you at Fountain And Fairfax’ toeschreeuwt, over de plek waar destijds regelmatig bijeenkomsten van de AA plaatsvonden. Het is een weinig subtiele boodschap: zonder jou ga ik naar de gallemiezen, baby. En Greg zou Greg niet zijn…
8. Blame, Etc.
Dit sleutelnummer van de Afghan Whigs-plaat Black Love (1996) is losjes gebaseerd op het tragische verhaal van David Ruffin, de voormalige zanger van de soulgroep The Temptations die ten onder ging aan cocaïne. ‘Now I know my heart is being used. But what I’m not allowed to have I never could refuse.’
‘Ik denk dat David Ruffin verdoemd was door zijn eigen ego en psyche’, stelde Dulli vorig jaar tegenover Stereogum, bij de release van een jubileumversie van Black Love. ‘De drugs waren simpelweg een golf die hem op die plek brachten.’
Dat klinkt ook een beetje als een zelfanalyse. Katholiek van geboorte Greg Dulli, misdienaar zelfs, moet zich hebben herkend in Ruffins worsteling met universele thema’s als schuld en boete.
‘Blame, deny, betray, divide’, schreeuwt Dulli in Blame, Etc. ‘A lie, the truth. Which one shall I use?’ In het boek van Bob Gendron vertelt hij over zijn problemen. ‘Ik ben uiteindelijk in 1997 behandeld voor een depressie, maar van 1993 tot en met 1997 was ik een ongelooflijk gecompliceerde en ongelukkige persoon.’ Of die hernieuwde levensvreugd ook tot het einde van ’s mans drugsgebruik leidde? De vraag stellen is hem beantwoorden.
9. Citi Soleil
De eerste plaat die Dulli maakte na de afronding van zijn behandeling, en tevens de allerlaatste langspeler van de originele Afghan Whigs, slaat een opvallend andere toon aan dan zijn zwaarmoedige voorgangers. De langspeler 1965, tevens Dulli’s geboortejaar, werd opgenomen in New Orleans en ademt de sensuele geest van die stad, The Big Easy. Het is de feestplaat van de band, volgens de zanger. Of, zoals hij ’t zelf ooit treffend verwoordde: ‘the ass record’.
Voor het eerst in zijn loopbaan probeerde Dulli radiohits te schrijven. Dat werden het natuurlijk niet, maar ene Bart Kounci werd ronduit wild van The Whigs Party: ‘En de Duivel wist dat het goed was’, constateerde hij met het nodige aplomb.
In die tijd opereerde ik al enkele jaren als popjournalist. Voor een blad waarvan ik de naam inmiddels ben vergeten, vermoedelijk Live.XS, schreef ik onder het pseudoniem Bart Kounci, een anagram van Kurt Cobain, een ronduit lyrische vijf sterren-recensie over 1965.
De (onterechte) nummer 1 van mijn jaarlijstje voor het jaar 1998 barstte in mijn nét iets te welwillende ogen ‘van vertroosting, die Marco Borsato ontmaskert als pathetische leugenaar. Dreiging waarvan black metalbands nachtenlang wakker liggen. En geilheid, die Prince degradeert tot een duffe huismus.’
Zodra Greg begon te bluffen, kroelen en flemen, zoals bijvoorbeeld in dit krolse Citi Soleil, ging ik als een slaafse Dulli-dog kwijlen.
10. John The Baptist
Op een maandag, in april 1999, zou de onderhond Boeijen de dag van zijn leven gaan beleven: een interview met zijn muzikale meester. ’s Avonds zou de extra large-versie van The Afghan Whigs, voor deze tournee uitgebreid met achtergrondkoortje en blazers, een prima de luxe soulshow ten beste geven. Van tevoren was ‘mijn’ moment.
De beloofde Greg Dulli kwam echter niet opdagen. Ik moet me héél klein hebben gevoeld. De volgende dag kwam er een berichtje van zijn platenmaatschappij: de man verbleef nog enkele dagen in Amsterdam en was bereid om me woensdag alsnog te woord te staan.
Het werd een gedenkwaardige middag. Voor mij, bedoel ik. Dulli had alle tijd voor me en leek zelf ook lol te hebben in het gesprek. Hij maakte wel een wat kwetsbare indruk. Tegenover mij zat niet de ongenaakbare podiumpersoonlijkheid die ruim een dag eerder had geheerst in Paradiso.
Greg Dulli wilde persé met zijn rug tegen een muur zitten, zodat hij in één oogopslag het gehele café kon overzien. Vijf maanden eerder was hij na een concert in Texas van achteren aangevallen. Hij liep daarbij een schedelbasisfractuur op. Naderhand had hij problemen met reuk en geheugen en moest Dulli zelfs zijn eigen songs opnieuw leren spelen.
Omdat The Afghan Whigs niet lang na deze tournee uit elkaar gingen, heb ik nooit iets met dit interview kunnen doen. Ik heb me onlangs rot gezocht naar het cassettebandje, maar dat moet ergens tijdens een verhuizing zijn achtergebleven of zoekgeraakt.
Van het gesprek van bijna anderhalf uur, dat in mijn beleving écht ergens over ging, is alleen een aflevering van de OOR-rubriek ‘De toekomst van Greg Dulli’ overgebleven. Daarin vertelt de man onder anderen over zijn ultieme uitgaansgelegenheid: ‘Mijn favoriete club is de Maiden’s Voyage, een stijlvolle stripclub in New Orleans waar ook artiesten optreden. Je hebt daar verschillende niveaus, afhankelijk van wie je kent.’
Hij moet me na die woorden veelbetekenend hebben aangekeken. ‘Ik ken de eigenaar en mag dus naar het hoogste niveau. Ze hebben daar een bad voor tien personen. En soms blinderen ze de ramen zodat ze de hele dag kunnen doorgaan. Het is daar net Caligula.’
Als ik nu luister naar het zwoel swingende John The Baptist, dan zie ik dus geen Bijbels tafereel. Ik stel me een Romeins bacchanaal voor, waarbij wijn, Marvin Gaye en wagonladingen coke ervoor zorgen dat werkelijk alle remmen losgaan. ‘There isn’t anything I wouldn’t do. So take me, so taste me, erase me. I’m yours. Let’s get it on.’
11. That’s Just How That Bird Sings
Twilight As Played By The Twilight Singers (2000) is de eerste plaat die Greg Dulli maakte na het verscheiden van The Afghan Whigs. Het is tevens een buitenbeentje in zijn oeuvre, een album waarmee hij over zijn eigen schaduw probeerde te springen. Samen met de nachtegalen Shawn Smith en Harold Chicester zocht de rockgod, die op dubbele snelheid had geleefd en dus op 35-jarige leeftijd waarschijnlijk al een soort midlifecrisis doormaakte, onder de hoede van het Britse producersduo Fila Brazilia aansluiting bij muzikale trends als triphop en lounge.
In een licht overspannen recensie voor OOR schreef ik over ‘een ogenschijnlijk onschuldige schijnwereld waarin broeierige spanning, ingehouden geilheid en zweterig bedrog voortdurend op de loer liggen.’
Ik specificeerde ook de doelgroep van het hip bedoelde album: ‘Voor iedereen met een zwak voor kitscherige soulsongs over liefde en verraad, samensmeltende stemmenpracht, zwoele synthesizerklanken, roestbruine blazers en kwieke beats.’
Ik denk dat het zeker vijftien jaar geleden is dat ik de plaat voor het laatst had gehoord voordat ik ‘m deze week uit Spotify viste en constateerde dat ie toch best heel aardig is.
That’s Just How That Bird Sings, een suikerzoete bespiegeling over een eenzaam vogeltje in de morgenstond, voelt zelfs als een kalm stromend beekje, te midden van de woeste wateren die Dulli doorgaans bevaart.
12. Decatur St.
Enkele jaren later was Dulli gewoon terug op het oude, vertrouwde spoor. De tweede Twilight Singers-plaat Blackberry Belle (2003), alwéér nummer 1 in mijn jaarlijstje, klinkt eerder als een vervolg op de Whigs-klassiekers Gentlemen en Black Love dan als het voortborduren op de eerste Twilight Singers-langspeler. Fijn voorbeeld: de diepzwarte seventiesfunk-stomp Decatur Street, die gaandeweg flink op stoom komt en daarna even halt houdt met een herhaald ‘You Wanna Party? Do ya? Do ya wanna roll with me?’, om zich tot slot venijnig te ontladen: ‘Pay me or play me.’
Greg Dulli zou het alleenrecht op het woord ‘baby’ moeten krijgen, betoogde ik in mijn OOR-recensie van het bijbehorende album. En dat zou meteen in het verboden woordenboek moeten komen voor alle andere tekstschrijvers. ‘Geen mens op aarde kan dat simpele koosnaampje zo’n sinistere, dubbelhartige en hartverscheurende lading meegeven als het voormalige opperhoofd van The Afghan Whigs, dat tegenwoordig The Twilight Singers bestiert. Béééééébiiiieeeeh! Als in: schatje, je bent mijn wereld (die voor m’n ogen in elkaar is gedonderd). Schatje, wij blijven altijd samen (want we kunnen elkaars bloed wel drinken). Schatje, God ziet dat het goed is (en de Duivel kan een glimlach niet onderdrukken).’
Ik zou ‘t nu niet beter kunnen zeggen. Of hoogdravender.
13. The Stations
Tijdens het afronden van de opnames voor Blackberry Belle ging Dulli eindelijk ‘rock bottom’. Hij werd opgevangen door zijn maatje Mark Lanegan, die zelf jarenlang in gevecht was met een alles verterende heroïneverslaving. Niet veel later vormden ze het duo The Gutter Twins, een verwijzing naar de Glimmer Twins Jagger en Richards, dat in 2008 een album uitbracht.
‘We zijn als vuur en ijs’, vertelde Dulli destijds aan The Guardian.
Lanegan: ‘Hij is de extraverte van ons twee.’
‘Dat is de valse belofte van cocaïne’, aldus Dulli. ‘Je werkt jezelf door de donkere dagen en kunt daarna gewoon weer op de top van de berg gaan staan. Ik had helemaal niet door dat ik een probleem had.’
Saturnalia, het enige album van de gezworen vrienden, is naar mijn smaak erg zwaar aangezet en maakt zijn belofte niet helemaal waar. Soms, als de twee volledig doorrookte stemmen een weldadige wisselwerking aangaan, klimmen de gootjongens naar aanzienlijke hoogte. Met Lanegan als gruizige sombermans en Dulli, de valse nachtgaal.
Neem bijvoorbeeld het statige, met strijkers tot een climax gebrachte The Stations, waarin de goeie katholieke jongen die Greg Dulli ooit moet zijn geweest doorklinkt. ‘I hear the rapture is coming. They say: he’ll be here soon. Right now there’s demons crawling all around my room. They say: he lives within us. And now I hear his footsteps almost every night.’
14. On The Corner
Intussen ontwikkelden The Twilight Singers zich tegelijkertijd ‘gewoon’ tot een soort nieuwe incarnatie van The Afghan Whigs. Niet van echt te onderscheiden, op de dwars door de ziel klievende slide van Whigs-gitarist Rick McCollum na dan. Die werd soms node gemist.
Op de heerlijke live-dubbelaar Live In New York City (2011), die niet op Spotify is te vinden, zijn de beste nummers van vijf Twilight Singers-albums samengebald tot een stomende live-set, die laat horen dat Greg Dulli zijn kruit nog niet heeft verschoten.
In de studio wilde de zanger/bandleider echter nog wel eens erg bombastisch uitpakken, waardoor ikzelf het Dulli-spoor soms een beetje bijster raakte. Zo kan deze versie van On The Corner, waarbij ik me een tippelende vrouw op een verlaten straathoek voorstel, bij lange na niet tippen aan de dampende live-uitvoering ervan. Gelukkig heeft Greg Dulli nog altijd geen meel in de mond: ‘Spread your legs’, klinkt ’t lekker vulgair. ‘Insert your alibi.’
15. The Lottery
In 2012 kwam er zowaar een reünietournee van The Afghan Whigs, een comeback waarbij ik gemengde gevoelens had. Eenmaal uit elkaar, vind ik eigenlijk, betekent nooit meer bij elkaar. Er kwam zelfs een nieuw album: Do The Beast (2014)
Gitarist Rick McCollum was na de optredens alweer vertrokken. ‘We wensen hem het beste, zei Greg Dulli daarover tegen Rolling Stone. ‘Maar zolang Rick weigert om de confrontatie aan te gaan met bepaalde dingen uit zijn leven, zal ik niet meer met hem spelen.’
McCollum erkende desgevraagd dat hij zijn leven weer op de rit moest zien te krijgen. Wellicht dat de muzikale bromance tussen Dulli en de enigmatische gitarist dan nog een revival kan doormaken.
De nieuwe incarnatie van The Afghan Whigs bleek een soort Twilight Singers met John Curley. De oorspronkelijke Whigs-bassist komt me voor als het archetypische ‘silent type’, dat zonder al te veel omhaal van woorden het fundament verzorgt waarop Dulli kan floreren. Vandaar dat hij pas bij nummer vijftien van deze playlist voor het eerst ter sprake komt, (terwijl er nooit Afghan Whigs waren zonder Curley). De verschillende drummers van de band komen hier overigens helemaal niet aan bod. Ze wilden, Spinal Tap indachtig, maar niet ontploffen.
Over de vernieuwde Afghan Whigs was ik gematigd enthousiast. Zowel op plaat als live – ik móést natuurlijk toch naar Paradiso – ontbrak er iets. Was het McCollums gefühlvolle slidegitaarwerk? Of liet de oude glorie zich, ondanks meeslepende nummers als dit ongenadig opstomende The Lottery (dat zo op Black Love had kunnen staan), niet zomaar opnieuw oproepen?
16. Oriole
Ik zat (natuurlijk) helemaal mis. Toen Die Geheel Vernieuwde Afghan Whigs er eens goed voor gingen zitten als band, kwam daar een ouderwets goed album uit: het zojuist verschenen In Spades (2017).
Geen klassieker zoals Gentlemen of Black Love, en gelukkig ook geen vage echo daarvan, maar een actuele, relevante plaat. Met geladen alternatieve popmuziek, die onder de huid kruipt en zich daar niet meer laat verjagen. Een urgent album dat allerlei verschillende klankkleuren aanraakt; van sereen tot uitzinnig, van jazzy tot rockend en van subtiel tot dramatisch. Met altijd die typische Dulli-feel.
De gevaarlijke single Oriole, die werd vergezeld door een videoclip met verleidelijke nimfen die zich overleveren aan een variëteit aan heidense rituelen, heeft zich inmiddels als een übergeile koortsdroom onder mijn hersenpan genesteld.
17. Regret
In 2016, ter gelegenheid van het twintigjarige jubileum van Black Love, verscheen er een reissue van het album dat als ‘een glorieuze mislukking’ door het leven moest. Die heruitgave had, behalve een hele zwik demoversies van de welbekende albumtracks en enkele oninteressante jams, verdacht weinig nieuws te bieden.
Behalve deze sensitieve pianocover van een New Order-song, die op thematisch vlak bekend Dulli-terrein opzoekt: Regret. ‘Maybe I’ve forgotten the name and address. Of everyone I’ve ever known. It’s nothing I regret.’
Zong Greg Dulli in de bijna-hit Debonair al niet de volgende zinnen? ‘This ain’t about regret. My conscience can’t be found. This time I won’t repent. Somebody’s going down.’ Met New Orders woorden diende hij zichzelf nu van repliek: ‘I guess that’s what they all say. Just before they fall apart.’
Zo zet Dulli hoogstpersoonlijk, via zijn trouwe secondant Boeijen, meteen een punt achter het reguliere deel van deze playlist, die zoals gezegd is opgebouwd als een ideaal Greg Dulli-optreden.
18. What Jail Is Like
De doorgewinterde concertganger vermoedt intussen dat er nog ’t een en ander in het vat zit, voorvoelt dat het licht pas aangaat als dat ene, alles verpletterende nummer is geweest en weet dus wat hem nu te doen staat. Klappen. Joelen. Stampen. Fluiten. We. Want. More. Zugabe!
Men neme bijvoorbeeld een nummer dat echt niet in deze Perfect Greg Dulli-playlist mag ontbreken, de verklanking van waar het in zijn leven, in elk geval een hele tijd, om lijkt te gaan: het breken uit de cel die hij voor zichzelf heeft gebouwd. Is het niet een verdoemde relatie, dan een vernietigende verslaving.
What Jail is Like, in liefst drie verschillende versies te vinden op de heruitgave van Gentlemen (die verscheen toen het album volwassen, 21, werd), biedt een onthutsend inkijkje in het getormenteerde hoofd van De Jonge & Gevaarlijke Dulli: ‘I’ll warn you. If cornered, I’ll scratch my way out of the pen. Wired, an animal. The claustrophobia begins.’
In zijn boek over het bijbehorende album stelt Bob Gendron dat What Jail Is Like een nummer van The Supremes zou kunnen zijn, dat zo in de fameuze Ed Sullivan Show kan worden opgevoerd. Tenminste als je Greg Dulli’s getergde vocalen en die vervormde gitaarmassa weghaalt.
19. My World Is Empty Without You / I Hear A Symphony
The Afghan Whigs hebben altijd gehengeld naar de gloriejaren van de soul. Het aantal covers dat ze, op plaat en tijdens concerten, van een rafelrandje hebben voorzien, is niet op de vingers van een hand te tellen.
Op de EP What Jail is Like, die in 1994 verscheen, prijkt deze opzwepende combi van twee andere Supremes-hits, waarin Greg Dulli laat horen dat hij het vermogen heeft om een zwarte hart te vinden in willekeurig welke popsong. Luister vooral ook naar de Afghan Whigs-versies van evergreens als The Dark End Of The Street, Mr. Superlove en Come See About Me. Je hoort ze als nooit tevoren, alsof ze grondig met een staalborstel zijn bewerkt.
Dulli hengelt met die covers tevens zijn eigen jonge jaren binnen. Zijn moeder was een soulfanaat, die al op haar achttiende een kind, een brave jongen genaamd Greg, kreeg en aldus haar jeugd achter zich moest laten. Haar zoon zou zijn eerste bandje niet geheel toevallig The Black Republicans noemen en zichzelf altijd blijven spiegelen aan grote performers zoals James Brown en Otis Redding.
20. My Curse
Voor de bijna-climax van deze playlist maakt Dulli voor het eerst écht ruimte voor de andere sekse, en daarmee het vrouwelijke perspectief. In de studioversie van My Curse, die een centrale plek claimt op het Afghan Whigs-kernalbum Gentlemen (1993), is het Scrawl-zangeres Marcy Mays die de performance van haar leven geeft. De bully Dulli krijgt – eindelijk! – gepast weerwoord.
Het gedragen nummer, waarvan een door Greg zelf ingezongen demoversie is te vinden op de reissue Gentlemen At 21, was toen al enkele jaren oud. Onder de noemer Ciaphas maakte het al zijn opwachting voor de plaat Up In It, maar dat was voor grunge-platenlabel Subpop, waar The Afghan Whigs tegenwoordig opnieuw bivakkeren, toch echt een brug te ver.
Als ik Mays, of een van haar vervangers tijdens concerten, hoor galmen als een overjarige diva in een rokerige nachtclub, stel ik me daarbij automatisch een soort vrouwelijke tegenhanger van de vadsige travestiet Divine voor, die de protagonist Dulli met sardonisch genoegen alle hoeken van een schemerige kamer laat zien. Of hij nu wil of niet.
‘I do not fear you’, sneert ze. ‘And slave I only use. As a word to describe the special way I feel for you.’ Het zijn overigens, natuurlijk, Greg Dulli’s eigen woorden.
21. Faded
Als de door Mays uitgesproken vloek eindelijk is weggestorven, worden langzaam maar zeker weer zoemende treinwielen en piepende rails hoorbaar. We keren terug naar het sombere rangeerterrein, waar verlaten treinen hun eindstation vinden. We’ve come full circle, zogezegd. Eindelijk. Het sacrale slotakkoord.
En dan, toch nog onverwacht, dendert een majestueuze gitaarriff het leven van de allerlaatste twijfelaars binnen. Als een aanvalsgolf vanuit de donkerste krochten van de ziel, die van geen stoppen wil of kan weten. Totdat letterlijk iedereen is geslachtofferd.
‘You can belief in me, baby’, bezweert Dulli zelve. Even later, in wat geen refrein mag heten, haalt hij ook vocaal alles uit de kast: ‘Faded. This I Feel. Behind the blue clouds. I remain concealed.’
Het is de overweldigende apotheose van (vrijwel) elk Afghan Whigs-concert, het moment waarvan je weet dat het komt (en waartegen je toch niet bestand blijkt).
In Melody Maker vergeleek Greg Dulli Faded eens met de popklassiekers Layla van Derek & The Dominos en Purple Rain van Prince (dat hij er live nog wel eens stiekem in wil verstoppen). Maar die songs kun je zo nazingen, riposteerde Sietse Meijer in zijn ‘glorieuze mislukking’-recensie in OOR.
En daar heeft hij zonder meer gelijk in. Tegelijkertijd ken ik geen enkel nummer (oké: Vortex Surfer van Motorpsycho) dat tijdens concerten zo’n emotionele impact op mij heeft gehad als deze monumentale dagsluiter. Na afloop kunnen ze me altijd – net als nu trouwens – bij elkaar rapen, opvegen en aan de deur zetten.
Bij het Greg Dulli-trash, welteverstaan.