Didi Hardenberg, onze jazz-dealer, takes it away:

“Het verhaal van jazzgrootheid Chet Baker is even heroïsch als tragisch, getekend door een overmatig drugsgebruik. In het begin van zijn muzikale loopbaan in 1953 en 1954 door de lezers van het gezaghebbend jazztijdschrift uitgeroepen tot trompettist van het jaar. In de laatste jaren voor zijn dood in 1988 was het imago van Baker dat van een aan lager wal geraakte B-muzikant.

Deze Chet Baker-tribute is niet zozeer een Best of, als wel een compilatie van mijn favoriete Chet Baker-stukken

De liner notes, deels in sonnet-vorm, zijn van de hand van journalist/schrijver (Jazz Nu/Jazzism, Het Parool, Utrechts Nieuwsblad) en bassist Jeroen de Valk, maar vooral auteur van de Chet Baker biografie Chet Baker: herinneringen aan een lyrisch trompettist. Verplichte kost voor iedere muziekliefhebber.

De eerste editie werd in 1989 gepubliceerd, en jaar na de dood van Chet Baker. In 2007 verscheen een drastisch uitgebreide en geactualiseerde editie.”

Enjoy!

Liner notes:

‘Wat James Dean en Marlon Brando voor het acteren waren, was Chet Baker voor de jazz: het symbool van een nieuw soort jeugd, rebels maar toch intellectueel, aarzelend zoeken naar de zin van het leven, de essentie van de existentie. Het mompelen van Brando, de wanhopige armgebaren van Dean, het was hetzelfde als het trompetspel van Baker.” (uit Lost Heroes, Fred van Doorn, 1986).

Jeroen de Valk over Chet Baker:

Het ontstaan en de voortgang van de Chet-verslaving laat zich aan de hand van mijn collectie gemakkelijk reconstrueren. Het eerste concert dat mij raakte, was een duo-optreden: Chet met alleen gitarist Larry Coryell. Ze speelden in de Kleine Zaal van het Concertgebouw op 20 juli 1983; een onvoorbereide ad hoc-combinatie waar ik niets van verwachtte. De verwachtingen gingen nog meer omlaag toen de musici voor het ongeduldige publiek eerst eens uitgebreid gingen overleggen in de trant van ‘Als jij nou doe-doe-doe speelt, speel ik die-die-die’.

Daarna volgde de eerste noot, en de rest behoort tot mijn persoonlijke geschiedenis. De tijd stond stil. Coryell speelde zeer veel noten, Chet juist zo min mogelijk, en zo hielden de twee elkaar mooi in balans. Ik constateerde dit in mijn recensie voor Het Parool; toen ik de opnamen twintig jaar later hoorde (iemand in de zaal had een cassetterecorder aangezet), viel mij precies hetzelfde op.

Een jaar later, op 19 juli 1984 en weer in de Kleine Zaal van het Concertgebouw, speelde Chet er wederom met een samengeraapt zootje. De stersaxofonist Phil Woods, zo liet organisator Wim Wigt omroepen, was ziek geworden en daarom hadden Wigt cum suis enkele uren eerder een kwintet samengesteld met onder anderen de legendarische tenorsaxofonist Allen Eager.

Ik werd in de zomer van 1984 nog een paar keer uitgehoord over ‘het concert van die saxofonist’, alsof het om Eager draaide. In werkelijkheid werd Eager volkomen weggespeeld.

Aan zijn stuntelige solo in Margarine zal ik met discreet zwijgen voorbij gaan. Die werd er – jaren later bij een cd-uitgave – dan ook handig uitgeknipt. Andere stukken bleken onbruikbaar voor uitgave op cd omdat Eager er níet kon worden uitgeknipt. Chet oogde energiek, die avond, en was in een werkelijk uitstekend humeur. Tussen de muziek door hield hij uitgebreide aankondigingen waarin hij de moeite nam de inderhaast bijeen gebelde musici – Eager incluis, maar dat haalde niets uit – op hun gemak te stellen.

Het andere stuk van dit concert dat op cd voortleeft, is de ballad My Foolish Heart. In de trompetsolo daarin, precies op dát moment, die donderdagavond tegen middernacht, begon een hartstocht die nooit meer over zou gaan. Het jaar tevoren was een bedding gegraven, nu begon er water in te stromen.

Ik schreef in 2004 een sonnet, tevens onder invloed van Jean Pierre Rawie, rode wijn en slapeloosheid, waarin ik de solo typeerde als: ,,Trage noten […] zo rond / en langzaam groter wordend, als ballonnen. / Die zweefden ongehaast en ongedwongen, / en ieder keek ze na, met open mond.’’

Sonnet:

Concertgebouw, Amsterdam, 19 juli 1984

 

Je boog je diep voorover op een stoel,

leek klein en broos in het Concertgebouw.

Waar ik zo hoopte dat het lukken zou.

Je lippen wilden niet, wel je gevoel.

 

Je perste nootjes in de microfoon;

die stond daar op de hoogte van je knie.

Het ging gestadig beter, ach, en zie:

daar was-ie dan, die zachte, milde toon.

 

‘My foolish heart’, je had het net gezongen,

waarna je trage noten blies, zo rond

en langzaam groter wordend, als ballonnen.

 

Die zweefden ongehaast en ongedwongen,

en ieder keek ze na, met open mond.

Die nacht heb jij mij plots voor je gewonnen.