In het jaar dat Daft Punk met ‘Get Lucky’ de hitlijsten ruleert, popt de vraag logischerwijs op: is disco terug of is deze muziek stiekem nooit weg geweest van de dansvloer?

In de documentaire DISCO (linkt naar Uitzendinggemist.nl, btw) gaan Leo Blokhuis en regisseur Arjan Vlakveld op zoek naar de oorsprong en het geheim van disco. In deze Perfect doet Leo het nog eens dunnetjes (of dikjes, wat je wilt) over.

Enjoy!

Liner notes:

The Secret Of Disco

Mijn liefde voor popmuziek kwam tegelijk met de opkomst van de disco. De vroege voorlopers van deze stijl, de Phillysoul, heb ik altijd geweldig gevonden, maar toen rond 1977 de disco alom tegenwoordig was, zag ik het vooral als een ergerlijk virus dat zelfs tot in de muziek van Abba (mijn eerste grote muzikale liefde), de Stones, Queen, Rod Stewart en The Who doorwoekerde. Saterday Night Fever was voor meisjes en ik had er alleen in zoverre plezier van dat ik net als John Travolta een stevige kuif zwart haar had, naar achter gekamd met een voorzichtige scheiding in het midden en een onmiskenbaar putje in mijn kin. Ik was veel te bleu om te weten wat ik met de duidelijk waarneembare grotere aandacht van de vrouwelijke helft van mijn klas moest doen, maar in feite had ik toen al moeten zien dat het discotijdperk een gouden tijdperk was.

Voor de NTR maakte ik met regisseur Arjan Vlakveld de documentaire Disco. Wij zijn inmiddels beiden overtuigd van de kwaliteit van de disco. Het is het vieren van de muziek, het vieren van het leven. Prachtig. Weelderig, uitbundig en optimistisch. Natuurlijk zijn er zoals in elke stroming de smakeloze uitwassen, maar het is onterecht het hele genre op ‘Disco Duck’ af te rekenen. Wat mij na verloop van tijd echter het meest ging opvallen is de arrogantie waarmee liefhebbers van de ‘serieuze muziek’ de disco wegzetten in de hoek van de aanstellerij.

Dit is niet het meest intelligente nummer dat we gemaakt hebben, zegt Gene Simmons van Kiss over ‘I Was Made For Loving You’. Het is gewoon het vieren van de liefde, het gaat niet over het redden van de walvis. Prachtig. Persoonlijk kan ik – ook inhoudelijk – meer met een lied dat de liefde viert dan een lied dat de walvissen wil redden. Het is sowieso een enorm misverstand in de kunstwereld dat als je ergens heel erg tegen bent of je ergens héél erg veel zorgen over maakt, dat je dan geëngageerder bezig bent dan als je wijst op de mooie dingen in het leven. Alsof sjagrijn altijd intelligenter is dan positiviteit. 

Behalve dit, maakte de documentaire fraai duidelijk hoe belangrijk de disco muziek was in de tijd waarin op Manhattan de homosexuele medemens zich ontworstelde aan discriminatie, pesterij en onredelijkheid. Eind jaren zestig was het in New York verboden voor twee mannen om met elkaar op de dansvloer te staan. Toen daar in 1969 na rellen rond de homoclub The Stonewell Inn een eind aan kwam, durfden met name de homo’s uit Latino, Italiaanse en Afro-American kringen zich nadrukkelijker te presenteren. Logischerwijs hadden zij niets met de mach rockcultuur van Led Zeppelin en BTO uit die dagen. In undergroundclubs in Lower Manhattan begonnen zij hun eigen muziek te draaien: obscure soul, Motown, Stax, jazz, alles waar op gedanst kon worden. In 1973 signaleert Rolling Stone-journalist Vince Aletti dat er in die clubs muziek populair wordt waar radio en tv niets mee te maken heeft. Hij noemt het artikel wat hij hier over schrijft ‘Discotheque Rock’ en hangt het op aan de onverklaarbare populariteit van het nummer ‘Soul Makossa’ van de Parijse Cameroenees Manu Dibangu. En dit is het begin. Niet de radio, niet de concerten die artiesten geven, maar de dj in de club wordt de man die hits maakt en breekt. De radio moet knarsetandend toekijken tot in 1979 een net ontslagen rock dj Steve Dahl Disco Demolition Night organiseert. Discohaters kunnen tijdens de rust van een honkbalwedstrijd 12′ discoplaten verbranden, het wordt een chaos en disco legt het loodje. De naam althans, want de dansmuziek gaat gewoon door en blijft zich in hetzelfde stramien doorontwikkelen.

Even de belangrijkste invloeden: Allereerst natuurlijk de prachtig orkestrale, zwierige muziek van Gamble & Huff uit Philladelphia. De thema’s uit veel liedjes uit de Phillysoul passen precies bij de begindagen van de disco: accepteer ons nou, wij doen niemand kwaad, hou van elkaar. “Love is the message”. Message music, noemt de huidige president van Philladelphia International Music, een neef van Gamble, het nu. Muziek die oproept tot acceptatie van elkaar en muziek die bijdraagt aan de black pride beweging. Behalve dat levert drummer Earl Young van de begeleidingsband MFSB in Philladelphia (tevens een van de oprichters van The Trammps) met zijn beroemde ‘four on the floor’ de basale disco beat: een ferme klap op de basdrum op elke tel in een vierkwartsmaat. Het nummer waar dit voor het eerst gebruikt wordt is ‘The Love I Lost’ van Harold Melvin & the Blue Notes, aanvankelijk bedoeld als ballade.

Harry Wayne Casey levert zijn bijdrage vanuit Florida en is beinvloed door de Caraïbische feestmuziek, waar mensen met (scheidsrechter-)fluitjes meeblazen op de muziek. Zijn eerste hit: ‘Blow Your Whistle’. De muziek van Manu Dibango met de Afrikaanse invloeden – gedreven door een pompende bas – krijgt een vervolg in de muziek van Kool & The Gang. Hun ‘Jungle Boogie’ is een Amerikaanse bewerking van ‘Soul Makossa’.

Volgens de Amerikaanse dj’s van het eerste uur, die wij in de documentaire spraken, redt halverwege de jaren zeventig de muziek uit Europa de disco met een zeer creatieve impuls. Allereest is daar drummer en producer Cerrone uit Parijs die een onverwachte hit scoort met ‘Love In C Minor’. Hij mixt de bassdrum ver naar voren en de snare ver terug, waardoor de karakteristieke discobeat (four on the floor) véél duidelijker naar voren komt. Er is alleen geen platenmaatschappij geinteresseerd in deze in die tijd bizarre mix-opvatting. Hij laat daarom in eigen beheer een stapel lp’s persen die hij via de FNAC in Parijs aan de man wil brengen. Als de winkelketen per ongeluk een doos van zijn albums in plaats van de bestelde platen naar de VS stuurt, vindt Cerrone het gunstige lot aan zijn zijde. Hij krijgt zijn platen niet terug, ze vinden gretig aftrek in de Amerikaanse clubs en Cerrone scoort door dit gelukkige toeval een grote clubhit in de VS. Cerrone is overigens in zijn opvatting net als Kool & the Gang gevoed door de muziek uit Afrika. Voordat hij solo werkt, speelt hij in een groep Kongas die een geweldig dansbaar album maakt, Africanism. (Op Spotify staat het album Africanism onder de naam Cerrone).

De andere sterke inpuls uit Europa komt uit Duitsland. Niet alleen scoort Silver Convention een verrassend vroege hit met ‘Fly Robin Fly’, het is vooral de uit Italië afkomstige producer Giorgio Moroder die grote stappen maakt. Het is grappig om zijn vroege opnamen te beluisteren, eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Hij speelt eerst een soort beatmuziek, zoals iedereen in de jaren zestig, later een soort glamrock, totdat hij in de disco belandt. De in Duitsland wonende Amerikaanse zangeres Donna Summer blijkt daarin zijn grootste troef. De twee maken samen ‘Love To Love You Baby’. Ik mocht Donna Summer een paar jaar geleden interviewen, ze vertelde dat ze het nummer wel schreef, maar door een andere zangeres wilde laten zingen. Haar opa was dominee, ze komt uit een strikt kerkelijk gezin en vader en moeder mochten niets van dit opwindende lied weten. Ze zong de demo, die door platenbaas Neil Bogart als geniaal bestempeld wordt. Hij vraagt Moroder de demo op te lengen tot een in die tijd onwaarschijnlijke 16:51. Donna mag dan nog even de hoop koesteren dat zo’n absurde track snel in de vergetelheid raakt, maar ‘Love To Love You Baby’ slaat in de New Yorkse clubs in als een bom. Donna vertelde hoe een kennis haar moeder vertelde dat ze haar dochter op de radio had gehoord in een vreemd liedje. “Dat kan niet”, had haar moeder gezegd. Het kon ook niet, maar het gebeurde toch.

In 1977 slaat Donna minstens zo opvallend toe met ‘I Feel Love’. Moroder gebruikt een moddervette Moog synthesizer en de electrodisco is geboren. En dan duurt het niet lang of de rockbands maken ook uitstapjes naar de disco.

In 1977 is de disco met de opening van de superclub Studio 54 en de film ‘Saturday Night Fever’ op een absoluut hoogtepunt, met de Bee Gees als het most unlikely boegbeeld. Drie broers die daarvoor vooral succes hadden met prachtige, meeslepende ballades. Het idealisme uit de begindagen is ook geheel verdwenen. Disco verschuift van ‘Love Is The Message’ naar ‘Disco is sex’, zoals Cerrone stellig beweert in het interview dat ik met hem had. “Ballads are love, disco equals sex”. Een snelle blik op Cerrone’s platenhoezen bevestigt zijn visie. Het idealisme van iedereen is gelijk maakt steeds meer plaats voor hedonisme.

De term disco mag dan sinds 1979 niet meer gebruikt worden, de dansmuziek met een vierkante four on the floor-beat blijft natuurlijk gewoon bestaan. Noem het zoals je wilt, zolang we het uitbundige, levenslustige en optimistische in de muziek maar niet willen minimaliseren. Want hoe neerbuigend sommige rock- en singer/songwriter-liefhebbers ook op de disco reageren – en dat is hun goed recht – Bruno Mars, Avicci, Daft Punk, Aloe Blacc (met veel dank aan Pharrell), Robin Thicke en vele anderen bewijzen dat de disco anno 2013 springlevend is.