“I heard a group called Huey Smith & the Clowns, out of New Orleans. That’s where funk originated…. I couldn’t understand how to do it, so this drummer from Huey Smith’s band [Hungry Williams] showed me how to play.” – Clayton Fillyau, drummer for James Brown.

Terwijl James Brown zorgde voor een wereldwijde doorbraak van Da Funk ontstond er in New Orleans een door Second Line ritmes gedomineerde vorm van Funkmuziek. The Meters en Dr. John zijn behoorlijk bekende namen maar er is nog veel meer Big Easy Funk om van te genieten!

Enjoy!

Liner notes:

Perfect New Orleans Funk? Wat een onmogelijke opgave, om daar een playlist van samen te stellen. Groot nadeel is dat veel geweldige opnames niet beschikbaar zijn op Deezer of Spotify en zelfs nooit digitaal zijn uitgebracht. En waar begin je? Bij Roy Brown en Fats Domino, die de R&B omtoverden tot Rock & Roll? Of bij Huey “Piano” Smith die de grondlegger is van wat later Funk zou worden?

Deze Perfect New Orleans Funk beslaat de periode 1962 tot 1978, maar de nadruk ligt op eind jaren ’60, begin jaren ’70. Dit is slechts een topje van de ijsberg, want waar zijn Eddie Bo, Sam & The Soul Machine, The Gaturs? Hopelijk volgen die op Perfect New Orleans Funk 2!

Ernie & The Top Notes Inc. – Dap Walk

Als inspiratie voor de wah-wah gitaar sound van dit nummer noemt Ernie Williams dein die tijd razend populaire Sly & The Family Stone. De prominente rol van bassist John Peters zorgt voor de titel: Zijn rare loopje levert hem de bijnaam Dap op en het nummer wordt naar hem vernoemd.

The Meters – Look-Ka Py Py

Eén van de belangrijke figuren in de muziekscene van New Orleans is Allen Toussaint. Hij schrijft en produceert talloze hits en in de jaren ’70 is hij eigenaar van de belangrijkste studio in de stad. Als hij Art Neville & The Neville Sounds ziet optreden is hij zo onder de indruk dat hij ze meteen inlijft als huisband voor zijn Sea-Saint Studio. Uit de jam-sessies tussen de opnamen door ontstaan The Meters, eerst met gortdroge instrumentale funk maar later ook uitstapjes naar andere genres.

Betty Harris – There’s A Break In The Road

Drummer van The Meters is Zigaboo Modeliste, verantwoordelijk voor de door Second Line Rhythms gestuurde beat van talloze New Orleans klassiekers. Toch is het collega James Black die op There’s A Break In The Road samen met de overige Meters zorgt voor een iets rauwere sound. Betty Harris nam een aantal geweldige singles op met Allen Toussaint maar na deze klassieker werd de samenwerking beëindigd.

Tami Lynn – Mojo Hannah

Als onderdeel van A.F.O. Executives nam Tami Lynn het uit de Motown-stal afkomstige Mojo Hannah al een keer op. Bij een late opname-sessie voor haar eerste solo-album wil het allemaal niet zo lukken en daarom besluit Dr. John het intro van Mojo Hannah maar te spelen. Tami Lynn zingt het meteen in en het wordt het hoogtepunt van het album.

Claudia Lennear – Everything I Do Gohn Be Funky

Voormalig Ikette Claudia Lennear deed in de jaren ’60 en ’70 heel wat mannelijke harten op hol slaan. David Bowie schreef Lady Grinning Soul over haar en Mick Jagger noemt haar als inspiratie voor de Stones-klassieker Brown Sugar. Haar enige solo-plaat neemt ze voor de helft op met Allen Toussaint, die een hele plaatkant vult met eigen liedjes. Everything I Do Gonh Be Funky was al een hit voor Lee Dorsey, maar Toussaint nam het nummer ook zelf op. Van Claudia zelf werd jaren lang niets vernomen totdat ze vorig jaar opdook als één van de hoofdpersonen in de Oscar-winnende documentaire Twenty Feet From Stardom.

The Wild Magnolias – New Suit

Het is een bijzonder fenomeen, de Mardi Gras Indians van New Orleans. De zwarte bewoners van New Orleans mochten oorspronkelijk niet meedoen met het uit Europa overgewaaide carnaval en zo ontstond er een eigen variant waarbij de oorspronkelijke bewoners van Amerika als inspiratiebon dienden. De chants en ritmes van de verschillende tribes zijn van groot belang geweest voor de ontwikkeling van die typische New Orleans sound en The Wild Magnolias waren de eersten die de bestaande Mardi Gras songs combineerden met de opkomende funk-muziek.

Aaron Neville – Hercules

Het indrukwekkende postuur van Aaron Neville en de tatoeage van een kruis op zijn gezicht vormen een enorm contrast met zijn engel-achtige stem. In de jaren ’60 scoorde hij al een enorme hit met Tell It Like It Is maar de man met de moedervlek hield er geen cent aan over. In de jaren ’80 werd hij alsnog een wereldster door een samenwerking met Linda Ronstadt die hem een aantal Grammy’s opleverde. In de jaren ’70 nam hij de ghettofunk-klassieker Hercules op, geschreven door Allen Toussaint.

Cyril Neville – Tell Me What’s On Your Mind

Jongste Neville broer Cyril moest jarenlang wachten tot hij uiteindelijk kon bewijzen dat hij zich kon meten met zijn succesvolle broers Art, Charles en Aaron. Begeleid door The Meters nam hij Tell Me What’s On Your Mind Op, met het net zo sterke Gossip op de flipside. Zijn kwaliteiten als frontman waren precies wat The Meters nodig hadden en na enkele invalbeurten bij optredens werd hij voor de opnamen van Cabbage Alley (1972) als vast lid toegevoegd.

Chuck Carbo – Can I Be Your Squeeze

Als lid van doo-wop groep The Spiders scoorde Chuck Carbo al enkele hits, waarvan het door Elvis Presley gecoverde Witchcraft het bekendst is. Al een eind in de 40 scoort hij in 1970 een lokale hit met het door Eddie Bo geschreven en geproduceerde Can I Be Your Squeeze. In 1989 zou hij nogmaals een comeback maken met het stoute Meet Me With Your Black Drawers On.

Lee Dorsey – Give It Up

Voormalig bokser Lee Dorsey scoort in de jaren ’60 en ’70 onder leiding van Allen Toussaint een groot aantal hits: Working In The Coalmine, Ride Your Pony en het van Barack Obama en The Pointer Sisters bekende Yes We Can Can zijn slechts een paar voorbeelden. Het in 1969 uitgebrachte Give It Up werd geen hit maar is minstens zo goed.

Ernie K-Doe – Here Come The Girls

Met de novelty-hit Mother In Law scoorde de excentrieke Ernie K-Doe (Ernest Kador) in 1961 een Amerikaanse no.1 hit. Er volgen nog veel meer sterke singles bij veel verschillende platenmaatschappijen maar de top van de hitlijst haalt hij niet meer. Ook het in 1970 uitgebrachte Here Come The Girls doet weinig maar als het Britse drogist Boots het nummer in 2007 gebruikt in een kerst-commercial wordt het toch nog een grote hit.

Inell Young – What Do You See In Her

Dit is de derde en laatste single die Inell Young uitbrengt. De eerste twee werden door Eddie Bo geproduceerd, maar een paar jaar later probeert ze het met Gus ‘The Groove’ Lewis nog één keer. Het levert het relaxt funkende What Do You See In Her op.

Irma Thomas – Hittin’ On Nothing

Zeggen dat Irma Thomas een bewogen leven heeft gehad is een understatement. Op 19 jarige leeftijd heeft ze al een nationale hit gescoord, 4 kinderen gekregen en is ze al twee keer getrouwd. In 1963 neemt ze Hittin’ On Nothing op als B-Kant van Ruler Of My Heart dat later door Otis Redding omgetoverd wordt tot Pain In My Heart. De proto-Funk van Hittin’ On Nothing is zijn tijd ver vooruit en is nog steeds vast onderdeel van Irma Thomas’ setlist.

Earl King – Trick Bag

Een jaar eerder neemt stadsgenoot Earl King ook al zo’n vroege Funk-klassieker op. In 1960 brengt hij al het door Jimi Hendrix bekend geworden Come On (Let The Good Times Roll) uit maar met Trick Bag schrijft hij historie. Het levert hem ook een aardige oudedagvoorziening op als Robert Palmer het opneemt voor zijn Riptide album dat door de monsterhit Addicted To Love over de hele wereld de kassa laat rinkelen.

Robert Parker – Get Ta Steppin’

Saxofonist Robert Parker scoort in 1966 een enorme hit met het swingende Barefootin’ maar ondanks een aantal ijzersterke singles heeft hij daarna weinig succes meer in de Billboard Charts. Ook het funky Get Ta Steppin’ is in 1974 geen groot succes en hij zal hierna nog maar twee singles uitbrengen.

David Batiste & The Gladiators – Funky Soul Pt. 1

Terwijl ze nog op High School zitten start David Batiste samen met zijn broers The Gladiators. Als PM Dawn het nummer in 1993 samplet voor het succesvolle The Bliss album spannen de broers een rechtszaak aan, die ze verliezen.

Skip Easterling – I’m Your Hoochie Coochie Man

James “Skip” Easterling neemt in 1970 onder leiding van Huey “Piano” Smith deze Muddy Waters klassieker op. Er zijn op dat moment twee enorme nationale hits uit New Orleans: Groove Me van King Floyd en Mr. Big Stuff van Jean Knight, op dezelfde dag opgenomen door de legendarische Wardell Quezergue. Smith neem het arrangement over voor deze bijzondere, laid-back uitvoering, met dwarsfluit.

Johnny Adams – I Don’t Worry Myself

The Tan Canary is misschien wel de beste zanger die ooit uit New Orleans is voortgekomen. Begonnen als Gospelzanger wordt hij ontdekt door songwriter Dorothy Labostrie, die boven hem woont en hem onder de douche hoort zingen. Ze wil hem haar nieuwe compositie I Won’t Cry laten opnemen en na enige twijfels zegt hij de Gospel-wereld vaarwel. Een ongekende hoeveelheid tegenslag en malafide platenbazen zorgen ervoor dat hij nooit echt doorbreekt ondanks een geweldig aantal prachtige singles en albums. I Don’t Worry Myself laat de funky kant zien van Johnny Adams.

Dr. John – Quitters Never Win

Mac Rebennack heeft al een lange carriere als muzikant, songwriter, producer en artiest achter de rug als hij in 1968 het alter-ego aanneemt van voodoo dokter Dr. John The Nitetripper. Hij heeft dan al de switch van gitaar naar piano gemaakt nadat bij een opstootje in de kleedkamer een stuk van zijn vinger door een pistool eraf wordt geschoten. Nadat de samenwerking met Allen Toussaint in 1973 leidt tot wereldhit Right Place, Wrong Time neemt hij ook het volgende album met Toussaint op. Het net zo sterke Desitively Bonnaroo opent met Quitters Never Win en The Meters fungeren als backing band.

Allen Toussaint – Last Train

Na jaren achter de schermen stapt Allen Toussaint in de jaren ’70 eindelijk een beetje uit de schaduw. Zijn meest succesvolle plaat is Southern Nights in 1975. Het titelnummer wordt in de uitvoering van Glen Campbell 2 jaar later een enorme hit in de V.S., maar het lukt Toussaint maar niet om zelf als artiest door te breken.

Robert Palmer – Sneakin’ Sally Through The Alley

Engelsman Robert Palmer is een groot liefhebber van de muziek uit The Crescent City en als hij zijn eerste solo-plaat gaat opnemen boekt hij dan ook Allen Toussaint’s studio en The Meters als backing band. Sneakin’Sally was al een hit voor Lee Dorsey maar deze versie van Robert Palmer is zeker zo goed.

Chocolate Milk – Action Speaks Louder Than Words

Nadat The Meters op de top van hun succes hadden besloten te stoppen moest Allen Toussaint op zoek naar een nieuwe band voor in de studio. Het werd Chocolate Milk, en net als bij The Meters produceerde Allen Toussaint hun eerste platen waarna ze de stap maakten naar een grote platenmaatschappij. Het veel gesamplede Action Speaks Louder Than Words is Funk op zijn best, al is de New Orleans invloed hier nauwelijks te horen.

The Neville Brothers – All Nights, All Right

Als The Meters in 1976 samen met Charles en Aaron Neville meewerken aan de eerste plaat van de Mardi Gras Indians van The Wild Tchoupitoulas bevalt dat zo goed dat de broers besluiten om met zijn vieren als The Neville Brothers verder te gaan. Dankzij Bette Midler levert dat een contract op bij platenmaatschappij A&M maar het duurt tot de release van Yellow Moon in 1989 dat ze echt doorbreken bij het grote publiek. All Nights, All Right komt van het debuutalbum The Neville Brothers .